Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22216/GB, 29 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/22216/GB 

Betreft [klager]

Datum 29 april 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 7 juli 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. F.D.W. Siccama, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het is onvoldoende duidelijk wat de reden is om het verzoek af te wijzen. Verweerder overweegt slechts dat klagers vriendin hem in het verleden heeft bezocht en dat zijn advocaat hem ook bezoekt. Met zijn drie zoons zou de afgelopen jaren amper contact zijn. Dit doet echter niets af aan het feit dat zijn familie, meer specifiek zijn vader, woonachtig is in de omgeving van Zaanstad. De reistijd weerhoudt hem ervan om klager te bezoeken. Klagers vriendin woont in [plaatsnaam]. Hoewel zij klager af en toe bezoekt, is het een erg lange reistijd.

Klager wordt vervolgd in het arrondissement Noord-Holland. Gelet op artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) is het wenselijk dat klager in dit arrondissement wordt geplaatst. Reeds hierom is het wenselijk dat klager wordt overgeplaatst naar het JC Zaanstad. Verweerder heeft hieraan onvoldoende gewicht toegekend.

Ook het positieve advies voor overplaatsing is onvoldoende meegewogen.

Standpunt van verweerder

Klager is geplaatst in een aanpalend arrondissement. Daarmee is dit een juiste plaatsing geweest. Verweerder verwijst naar RSJ 14 november 2019, R-19/4500/GB.

De omstandigheden en argumenten voor een overplaatsing zijn onvoldoende aangetoond. Er is geen zwaarwegend belang waardoor een overplaatsing plaats dient te vinden. Bezoekproblematiek is inherent aan detentie en vormt, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium. Hoewel er begrip voor is dat klagers plaatsing in de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn extra geld en reistijd voor het bezoek met zich meebrengt, wordt uit het beroepschrift niet duidelijk, althans niet schriftelijk onderbouwd, dat het bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. De enkele reden dat Zaanstad dichterbij is, is onvoldoende. Dat er positieve adviezen zijn uitgebracht, maakt dat niet anders.

Bij een eventuele veroordeling kan klager een voorkeur voor een gevangenis uitspreken.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van het JC Zaanstad, omdat zijn kinderen en vader daar in de buurt wonen en omdat er in het JC Zaanstad meer mogelijk zou zijn op het gebied van opleidingen.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst.

Klager wordt vervolgd in het arrondissement Noord-Holland. Hij is geplaatst in de PI Alphen in het arrondissement Den Haag. Dit is een aanpalend arrondissement. Hij wenst overgeplaatst te worden naar de het JC Zaanstad in het arrondissement Noord-Holland, het arrondissement van vervolging. Op grond van de Regeling bestaat dus de voorkeur voor het JC Zaanstad.

In het verzoek geeft klager aan dat zijn kinderen, allen jonger dan tien jaar, en zijn vader in de buurt van Zaanstad wonen. Klagers vader is slecht ter been en kan volgens klager geen auto meer rijden, waardoor het moeilijk is om naar Alphen te komen. Uit het selectieadvies blijkt dat klagers vriendin op bezoek komt, maar zijn kinderen en vader niet. Verweerder heeft geen omstandigheden aangevoerd die zich verzetten tegen een overplaatsing naar het JC Zaanstad, terwijl klager naar het oordeel van de beroepscommissie wel heeft gemotiveerd dat en waarom hij gebaat is bij overplaatsing.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 29 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven