Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3298/GA, 2 april 2008, beroep
Uitspraakdatum:02-04-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 07/3298/GA

betreft: [klager] datum: 2 april 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 september 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van voormeld h.v.b. is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat tijdens zijn beperkingen het contact met klagers advocaat onmogelijk werd gemaakt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij heeft twee maanden in beperkingen gezeten. In die periode heeft hij zes á zeven maal contact met zijn advocaat gehad. Het kwam regelmatig voor dat hij vroeg zijn advocaat te mogen bellen door inlevering van een briefje. Er kwam vaak geen b.s.d.-er
bij hem langs. Het heeft wel eens twee weken geduurd voor klager in de gelegenheid werd gesteld te telefoneren met zijn advocaat. Als het hem al lukte een telefoongesprek met zijn advocaat te voeren, op het kantoor van de b.s.d. zat er altijd een
p.i.w.-er bij. Hij werd niet in de gelegenheid gesteld alleen met zijn advocaat te spreken. Zijn advocaat is ook enkele malen op bezoek geweest, omdat het voeren van telefoongesprekken hem bijna onmogelijk werd gemaakt. De eerste vier weken van zijn
beperkingen heeft klager maximaal twee maal gebeld, de tweede maand zo’n vier á vijf keer.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht het aannemelijk dat klager, mede gelet op het feit dat hij in beperkingen zat en regelmatig gelicht is voor verhoor door de politie en de rechter-commissaris, regelmatig heeft verzocht om met zijn advocaat te mogen
telefoneren.
De verklaring van klager dat er regelmatig meerdere dagen of zelfs langer overheen ging eer er op een verzoekbriefje werd gereageerd is niet weersproken en komt de beroepscommissie ook overigens niet onaannemelijk voor. Uit de verklaringen lijkt zelfs
sprake te zijn van willekeur.
Voorts is het ingevolge artikel 39, vierde lid Pb niet toegestaan ander toezicht uit te oefenen dan noodzakelijk is om de identiteit van de personen of instantie vast te stellen met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert of wenst te voeren. Uit
de verklaringen van klager komt naar voren dat er feitelijk toezicht is uitgeoefend gedurende het gehele gesprek en mitsdien mogelijk op de inhoud. Dit is strijdig met voornoemde bepaling.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 april 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven