Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6174/GA, 15 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:15-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/6174/GA                                 

Betreft [klager]

Datum 15 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         de omstandigheid dat een vrouwelijke medewerker aanwezig is geweest bij zijn visitatie (A-2019-658);

b.         de omstandigheid dat zijn badslippers zijn beschadigd tijdens de celinspectie op 18 december 2019 (A-2019-659);

c.         de omstandigheid dat de celinspectie in de avond- en nachturen heeft plaatsgevonden

(A-2019-660).

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 7 februari 2020 beklag a. en b. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag c. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. O.E. de Jong en de directeur van de PI Arnhem (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ten aanzien van beklag a.: Klagers cel werd rond 23:30 uur doorzocht. Het Interne Bijstandsteam (hierna: IBT) was toen al vijf uur bezig, dus er was geen sprake meer van een acute situatie. Er waren honderdvijftig politiemedewerkers en honderd medewerkers van het IBT en de Landelijk Bijzondere Bijstandseenheid (hierna: LBB) aanwezig. Klager begrijpt niet waarom het niet mogelijk was hem te visiteren zonder dat hierbij een vrouw aanwezig was. Klager heeft tweemaal aangegeven dat hij dit niet wilde, waarop er agressief op hem werd gereageerd.

Ten aanzien van beklag b.: Er is geen schaderapport opgesteld, omdat men niet altijd doorheeft dat er spullen worden kapotgemaakt of omdat men dit is vergeten wegens alle commotie.

Standpunt van de directeur

Ten aanzien van beklag a.: Navraag bij het inrichtingspersoneel heeft uitgewezen dat de vrouwelijke medewerker klager niet heeft gevisiteerd en ook niet heeft meegekeken. Het personeel respecteert de ethische waarden van klager.

Ten aanzien van beklag b.: Er is geen schaderapport opgemaakt, wat betekent dat klagers badslippers niet door het inrichtingspersoneel of de medewerkers van de LBB zijn beschadigd. Klager kan nieuwe badslippers krijgen bij het BAD (binnenkomst afdeling delinquenten), tenzij hij deze opzettelijk heeft kapotgemaakt.

Ten aanzien van beklag c.: Klager voert geen gronden aan in zijn beroepschrift, dus dient hij niet te worden ontvangen in dit onderdeel van zijn beroep. Subsidiair persisteert de directeur bij wat er is aangevoerd in zijn verweerschrift.

3. De beoordeling

Beklag a. en b.

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag a. en b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot andere beslissingen leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag c.

Ontvankelijkheid in beroep

De beroepscommissie stelt vast dat het beroepschrift en de nadere toelichting van klagers raadsman van 10 april 2020 over onderdeel c. weliswaar zeer summier zijn, maar dat wel is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 69, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Klager kan dus worden ontvangen in zijn beroep inzake beklag c.

Ontvankelijkheid in beklag

De beslissing een celinspectie uit te voeren en daarmee de wijze waarop deze wordt uitgevoerd, betreft een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw (vgl. RSJ 4 oktober 2004, 04/1820/GA). Anders dan de beklagrechter is de beroepscommissie daarom van oordeel dat klager kan worden ontvangen in beklag c. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit beklag. De beroepscommissie zal dit beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

Inhoudelijke beoordeling

Klager heeft in zijn klaagschrift onweersproken gesteld dat de spitactie (ongeveer) heeft geduurd van 20:00 uur tot 02:15 uur. Klager stelt dat celinspecties overdag moeten plaatsvinden, zodat de nachtrust niet wordt verstoord. Op grond van artikel 34 van de Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Op grond van paragraaf 1.4.2 van de huisregels van de PI Arnhem kan een celinspectie op grond van vermoedens worden uitgevoerd. De beroepscommissie is niet bekend met enige bepaling inhoudende een verbod op celinspecties gedurende de avond- of nachturen. Het ligt echter zonder meer voor de hand dat in beginsel bij de bepaling van het tijdstip van een celinspectie rekening wordt gehouden met de belangen van gedetineerden (vgl. RSJ 20 oktober 2005, 05/1889/GA).

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat er signalen waren binnengekomen bij het ministerie van (thans:) Justitie en Veiligheid, die een zoekactie per direct noodzakelijk maakten. De zoekactie werd in samenwerking met de politie, de LBB en het IBT uitgevoerd. In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden kan de beslissing van de directeur ten aanzien van de duur en het tijdstip daarvan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie beklag c. ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. en b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake beklag c., verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Deze uitspraak is op 15 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven