Nummer: 07/2421/GB
Betreft: [klager] datum: 8 april 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Canatan, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 augustus 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is uitgenodigd om op 27 februari 2008 door een lid van de Raad te worden gehoord. Via klagers raadsman heeft klager schriftelijk bericht van deze mogelijkheid geen gebruik te willen maken.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de BGG Zoetermeer ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 april 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis De Marwei te Leeuwarden. Op 24 augustus 2007 is hij overgeplaatst naar de BGG Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 5 februari 2008 is klager
overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer.
2.2. Bij uitspraak van 4 januari 2008, met nummer 1738-07, van de beklagcommissie bij de gevangenis De Marwei, is klagers beklag betreffende een ordemaatregel van veertien dagen afzondering in een afzonderingscel ongegrond verklaard. Klager is niet
in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Sinds het begin van klagers detentie op 15 april 2002 is hij vijf keer overgeplaatst. Telkens op het moment van gewenning aan het nieuwe leven en dagelijkse ritme van een inrichting, wordt
klager
overgeplaatst. Klager is het niet eens met de beslissing hem te plaatsen in een regime van beperkte gemeenschap. Deze overgang heeft tot gevolg dat het sociale leven van klager is gewijzigd en het contact met medemensen is beperkt. Klager mist deze
sociale contacten. Als het dagprogramma niet voorziet in activiteiten of de gedetineerde niet aan activiteiten deelneemt, wordt de gedetineerde ingesloten. Voor klager betekent dat dat zijn bewegingsvrijheid wordt ingeperkt en de detentie elke dag als
zwaarder, intensiever, eenzamer en langer wordt ervaren.
De gedragsrapportage die ten grondslag ligt aan de selectiebeslissing verwijst naar een spitactie op 26 juli 2007. Op het moment dat klager werd verzocht aan de visitatie mee te werken heeft hij aan de betrokken p.i.w.-er gevraagd of iemand anders de
visitatie kon verrichten. Met de medewerker die de visitatie zou uitvoeren, had klager namelijk dagelijks contact. Dit verzoek werd direct opgevat als een weigering. Klager werd vervolgens geboeid en naar de isoleercel overgebracht, waar hij heeft
meegewerkt aan de visitatie. Klager kan zich niet vinden in de bevindingen van de inrichting, waaruit naar voren komt dat klager in verband wordt gebracht met onrust in de inrichting en een leidende rol vervult waarbij hij mensen voor zich aan het werk
zet om klusjes op te knappen of medegedetineerden af te persen. Klager had in de gevangenis Lelystad en De Marwei veel contact met een groep langgestraften omdat zij in een soortgelijke situatie verkeren als klager. Klager vond het prettig met hen over
zaken te praten als familie, bezoek, invulling van de dag en toekomstplannen.
Klager begrijpt niet waarom hij als leider wordt gezien. Evenmin begrijpt klager wat zijn betrokkenheid zou zijn bij bestaande onrust. Klager heeft zich altijd coöperatief en beleefd opgesteld. Hij is niet betrokken bij incidenten waarop sancties zijn
gevolgd. Hij heeft geen geweld gebruikt of bedreigingen geuit tegen personeel of medegedetineerden en heeft niet op actieve of dreigende wijze deelgenomen aan het ontstaan van spanningen tussen gedetineerden dan wel het verstoren van de orde of rust
binnen de inrichting. Dit wordt ondersteund door de gedragsrapportage. Indien voormelde positieve houding en gedrag van klager worden afgezet tegen de niet nader onderbouwde leidersrol van klager, is een regime van beperkte gemeenschap thans niet op
zijn plaats.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 8 oktober 2004 is klager geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Vanwege zijn negatieve invloed en het onder druk
(laten)
zetten van medegedetineerden werd klager op 30 november 2006 overgeplaatst naar de gevangenis De Marwei. Aldaar toonde klager hetzelfde regime-ondermijnende gedrag als in de gevangenis Lelystad. Op 21 augustus 2007 is besloten klager over te plaatsen
naar de BGG Zoetermeer, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. De selectiefunctionaris verwijst naar de uitvoerige argumentatie in zijn beslissing op het bezwaarschrift.
4. De beoordeling
4.1. De BGG Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die is veroordeeld kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Hierbij merkt de beroepscommissie op dat de beslissing tot overplaatsing niet enkel is gegrond
op
de weigering medewerking te verlenen aan de visitatie in de gevangenis De Marwei, doch ook omtrent zijn gedrag in de gevangenis Lelystad. Uit de stukken komt naar voren dat klager agressief kan reageren en een negatieve invloed heeft op zijn
medegedetineerden. Derhalve is de beslissing klager over te plaatsen naar een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, waar de contacten met medegedetineerden zijn beperkt, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 8 april 2008
secretaris voorzitter