Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21149/GA, 27 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21149/GA

    

           

Betreft [klaagster]

Datum 27 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) Scheveningen (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klaagster] (hierna: klaagster) heeft beklag ingesteld tegen de weigering van de directeur om klaagsters moeder haar te laten vergezellen tijdens ziekenhuisbezoeken.

De beklagcommissie bij het JCvSZ Scheveningen heeft op 19 april 2021 het beklag gegrond verklaard, (de beroepscommissie begrijpt) de beslissing van de directeur vernietigd en de directeur opgedragen om, met inachtneming van de uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen omtrent de mogelijkheid van fysieke of telefonische aanwezigheid van de moeder van klaagster bij aankomende bezoeken aan een ziekenhuis (SC 2021 / 060). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klaagster en haar raadsvrouw mr. S. Koster in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie heeft de ziekenhuisbezoeken op onjuiste wijze juridisch ingekaderd. Het betreft geen incidenteel verlof in de zin van artikel 21 en 28 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), maar de overbrenging van de gedetineerde ten behoeve van een medische behandeling, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid en onder c, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Dit valt onder de zorgplicht van de directeur in het kader van het recht op medische verzorging. Dat moet worden onderscheiden van het incidenteel verlof, dat wezenlijk anders is en waaraan andere voorwaarden worden gesteld.

Klaagster dient alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht, omdat het faciliteren van de aanwezigheid van haar moeder bij ziekenhuisbezoeken niet behoort tot de zorgplicht van de directeur. Klaagsters artsen zijn evenmin verplicht om haar moeder van medische informatie te voorzien. Dat klaagster een geheugenstoornis heeft, naar aanleiding waarvan haar moeder de ziekenhuisbezoeken zou moeten bijwonen, is niet objectief onderbouwd. Het is ook niet bekend of klaagsters moeder voor haar wettelijk is aangesteld als curator of mentor. De directeur kan, alleen als daarvoor aanleiding is, op advies van de behandelend arts of van het multidisciplinair overleg (MDO) de aanwezigheid van haar moeder bij externe doktersafspraken toestaan. Dat is tot nu toe één keer voorgekomen.

De overbrenging van klaagster naar een burgerziekenhuis vindt plaats onder begeleiding van twee bewakers van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O). Zij handelen overeenkomstig de Circulaire Dienstinstructie bestemd voor het vervoer van justitiabelen door DV&O.

Standpunt van klaagster

Klaagster heeft haar standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Het relevante juridische kader

De beklagcommissie heeft de bezoeken van klaagster aan medische specialisten in het Haaglanden Medisch Centrum Westeinde en het Erasmus Medisch Centrum aangemerkt als incidentele verloven. Op grond van artikel 28 van de Regeling kan incidenteel verlof voor een medische behandeling alleen worden verleend na verwijzing door de inrichtingsarts.

De (regelmatige) bezoeken aan extern gevestigde ziekenhuizen vinden evenwel plaats ten behoeve van klaagsters medische behandeling in het kader waarvan de directeur zorg dient te dragen voor haar overbrenging naar een ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b en c, van de Pbw. Deze zorgplicht vindt zijn grondslag in het in artikel 42, eerste lid, van de Pbw neergelegde recht op medische verzorging. Binnen dit kader ondergaat de gedetineerde een medisch noodzakelijke behandeling in een ziekenhuis buiten de inrichting, maar – anders dan in het kader van de Regeling – niet op zijn verzoek en na expliciete toestemming van de directeur (of de Minister voor Rechtsbescherming).

De beroepscommissie zal het beroep, gelet op het voorgaande, beoordelen aan de hand van het bepaalde in artikel 42 van de Pbw.

Ontvankelijkheid

Klaagster verblijft in het JCvSZ, omdat zij langdurig extra medische verzorging behoeft en daardoor niet of zeer moeilijk in een reguliere inrichting kan verblijven. Haar klacht is gericht tegen de weigering om haar moeder fysiek aanwezig te laten zijn bij externe doktersafspraken. Hoewel een arts dit aan klaagster kenbaar heeft gemaakt, maken de stukken voldoende duidelijk dat deze beslissing is genomen op last van de directeur en toepassing kreeg met ingang van 19 februari 2021. De telefonische aanwezigheid van klaagsters moeder is tussen partijen overigens geen punt van discussie.

De directeur is verantwoordelijk voor de effectuering van klaagsters recht op medische verzorging in het kader van de tenuitvoerlegging van de aan haar opgelegde gevangenisstraf. Het is de directeur die in dit verband verantwoordelijkheid draagt voor de handhaving van de orde en de veiligheid. Met het oog hierop omvat de zorgplicht van de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie, naast de wijze van uitvoering van het medisch transport (zie RSJ 26 augustus 2013, 13/1368/GA), ook de omstandigheden waaronder het medische bezoek elders plaatsvindt, waaronder de tijdens het bezoek aanwezige personen.

Klaagsters klacht valt dan ook onder de reikwijdte van de zorgplicht van de directeur. De beroepscommissie gaat voorbij aan het andersluidende betoog van de directeur op dit punt en gaat over tot een inhoudelijke beoordeling van het beklag.

Inhoudelijke overwegingen

Mede vanwege de geheimhoudingsplicht van de arts geldt als uitgangspunt dat een bezoek van een gedetineerde aan een arts (in het ziekenhuis) niet plaatsvindt in aanwezigheid van een derde. De gedetineerde is voorts pas kort voor aanvang van een medisch transport op de hoogte van het tijdstip en de wijze van transport (artikel 23 van de Circulaire Dienstinstructie bestemd voor het vervoer van justitiabelen door DV&O). De keuze van de directeur om familieleden van de gedetineerde uit veiligheidsoverwegingen in beginsel niet aanwezig te laten zijn bij een medisch bezoek buiten de inrichting, acht de beroepscommissie niet onredelijk.

In het klaagschrift is toegelicht dat klaagster al sinds lange tijd tijdens medische afspraken door haar moeder wordt vergezeld. De beroepscommissie begrijpt uit het dossier dat haar moeder, tijdens de door haar bijgewoonde bezoeken gedurende de detentieperiode, een ondersteunende rol heeft en met de behandelend arts overleg pleegt over de manier waarop invulling wordt gegeven aan klaagsters medische behandeling. Uit de door partijen ingenomen standpunten komt verder naar voren dat de directeur de gangbare werkwijze van het JCvSZ heeft aangehouden en vanaf 19 februari 2021 de aanwezigheid van klaagsters moeder tijdens de ziekenhuis¬bezoeken om algemene veiligheidsredenen niet heeft toegestaan. De directeur geeft aan dat hierop op incidentele basis en op advies van de behandelend arts of het MDO een uitzondering kan worden gemaakt. Op grond van dit beleid is het bij klaagster eenmalig voorgekomen dat haar moeder tijdens een bepaalde medische afspraak toch aanwezig mocht zijn.

Volgens klaagster vonden de behandelend (externe) artsen het noodzakelijk dat haar moeder de medische bezoeken kon bijwonen. Tussen 17 en 19 februari 2021 zou het verzoek daartoe zijn medegedeeld aan de aan het JCvSZ verbonden arts en ‘het kader’, waarna de afwijzende beslissing van de directeur volgde op 19 februari 2021. Deze gang van zaken heeft de directeur in beklag noch in beroep weersproken.

Het verzoek om bij wijze van uitzondering (een of meerdere) medische bezoeken buiten het JCvSZ in tegenwoordigheid van klaagsters moeder te laten plaatsvinden, is zonder nadere motivering geweigerd, terwijl niet is weersproken dat de behandelend artsen dit noodzakelijk achtten, het beleid van de directeur zo’n uitzondering toelaat en dit bij klaagster al eens is toegepast. Ook blijkt niet van mogelijke, specifiek ten aanzien van klaagster aanwezige veiligheidsrisico’s die ertoe noopten om de bezoeken buiten aanwezigheid van haar moeder te laten plaatsvinden. De beweegredenen van de directeur om in de gegeven omstandigheden afwijzend te beslissen, zijn niet kenbaar en inzichtelijk.

Met de beklagcommissie is de beroepscommissie daarom van oordeel dat de beslissing van de directeur in dit geval onvoldoende is gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is op 27 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven