Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3021/GB, 31 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3021/GB

Betreft: [klager] datum: 31 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 oktober 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 22 februari 2008 door een lid van de Raad gehoord. Van het horen is verslag opgemaakt en dat verslag is aan partijen verzonden. Van de selectiefunctionaris is een reactie ontvangen op het verzoek om nadere inlichtingen te verstrekken. Deze
reactie is ter kennisname aan partijen verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 december 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis
Grave. De selectiefunctionaris heeft op 4 oktober 2007 beslist om klager niet in
een b.b.i. te plaatsen. Het hiertegen ingediende bezwaarschrift heeft de selectiefunctionaris op 25 oktober 2007 ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep toegelicht zoals weergegeven in het verslag van horen van 22 februari 2008. Een fotokopie van dit verslag is aan deze uitspraak gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd en herhaald.
Namens klager is als volgt toegelicht.
Het is onredelijk om vanwege een meer dan tien jaar oude straf in de gevangenis te komen en dat de straf integraal moet worden uitgezeten. Iemand die dat overkomt, zou de normale procedures en verlichting van de detentie moeten mogen doorlopen. De
openstaande zaak zal zeker niet - als die al tot een veroordeling leidt - onherroepelijk zijn voor klagers einddatum van de huidige detentie. Er loopt nog een rechtshulpverzoek en er is nog geen enkel zicht op een zittingsdatum. Klager zal in een geval
van een veroordeling beroep instellen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager tot overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen op grond van een nog niet afgedane rechtbankzaak. Uit navraag bij het kabinet van de rechter-commissaris blijkt dit het geval. Op dit moment is geen zicht op de zittingsdatum, maar
het is niet uitgesloten dat voornoemde zaak nog voor 21 november 2008 (de huidige einddatum) wordt behandeld.
Het instellen van beroep na een veroordeling in eerste aanleg heeft geen consequenties voor eventuele detentiefasering. Dit is anders indien de veroordeling tezamen met de huidige detentie leidt tot een strafrestant van meer dan achttien maanden.
Aangezien dit thans niet is te voorzien, wordt de niet afgedane zaak gezien als een contra-indicatie voor verdere detentiefasering.
Het feit dat het om een straf gaat die meer dan tien jaar geleden is opgelegd, kan niet tot enige coulance leiden. Klager heeft zich destijds na zijn veroordeling jarenlang onttrokken aan zijn verantwoordelijkheid. Tijdens zijn onttrekking is hij in
beeld gekomen vanwege verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit, te weten de huidige openstaande zaak.
Het rechtshulpverzoek werd ingediend om een getuige te horen, die in het buitenland verblijft. Deze getuige is niet spoorloos, maar verblijft in Spanje en wil niet meewerken aan een verhoor. Door het kabinet van de rechter-commissaris is recentelijk
een
verzoek ingediend bij het IRC om via hen een getuigenverklaring te realiseren. De selectiefunctionaris wordt over de voortgang van dit verzoek nader geïnformeerd. Indien een getuigenverhoor tot stand komt, zal de openstaande zaak met enige voorrang
behandeld worden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de einddatum van klagers huidige detentie is voorzien op 21 november 2008. Van klager staat echter nog een zaak open bij de rechtbank te Arnhem. Klagers v.i.-datum staat
hierdoor voorlopig niet vast en kan nog verschuiven. Klager komt derhalve (nog) niet in aanmerking voor detentiefasering. Daarover kan in dit geval eerst anders worden gedacht indien zes maanden voor de beoogde v.i.-datum nog geen uitzicht bestaat op
hervatting van de behandeling van de strafzaak van klager. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom - bij afweging van alle in aanmerking komende belangen - niet als onredelijk en onbillijk
worden
aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 31 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven