Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25385/GB, 6 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           22/25385/GB

Betreft              [klager]

Datum              6 mei 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein of van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 7 januari 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. H.O. den Otter, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager wenst te worden overgeplaatst, omdat hij zijn zoontje weinig kan zien, doordat deze afhankelijk is van derden voor vervoer en de reistafstand in dat kader belastend is. Het was op voorhand niet te voorzien dat het voor klagers vrienden en bekenden niet te doen was om met klagers zoontje op bezoek te komen. Het gegeven dat klagers zoontje nog niet op bezoek is geweest, geeft dit al aan en dat valt klager zwaar. Ook klagers broers kunnen zijn zoontje niet meenemen op bezoek, daar deze voor een langere tijd zijn vertrokken naar het buitenland. Daarnaast is een overplaatsing naar de omgeving Amsterdam wenselijk omdat daar eind mei en begin juni 2022 vier zittingsdagen met betrekking tot klagers strafzaak plaatsvinden. Aan klager is in eerste aanleg een gevangenisstraf van 23 jaren opgelegd. Er spelen dus nogal grote belangen. Het continu heen en weer reizen tussen Veenhuizen en Amsterdam strekt allerminst tot aanbeveling. Klager wil goed beslagen ten ijs komen en wenst dat ook ten aanzien van zijn welzijn.

Klager is destijds op eigen verzoek naar de locatie Esserheem te Veenhuizen overgeplaatst in verband met zijn toenmalige partner, die woonachtig was in de omgeving Groningen. Momenteel is hetzelfde aan de orde, zij het dat klagers zoontje het onderwerp van bezoek is. De redenering van verweerder dat klagers argumenten geen hout snijden, is dan ook krom, willekeurig en onzorgvuldig.

Standpunt van verweerder

De door klager aangevoerde bezoekproblematiek wordt – anders dan het benoemen van de reistijd – in het beroepschrift onvoldoende onderbouwd dan wel nader gespecificeerd. Daarnaast blijkt uit de bezoekerslijst dat klager regelmatig bezoek ontvangt uit verschillende regio’s, maar dat zijn zoontje slechts heeft deelgenomen aan de ouder-kind-dag. Het is niet duidelijk waarom klagers zoontje niet vaker op bezoek kan komen. Tot slot is een kortere reistijd vanuit een dichterbij gelegen inrichting naar de rechtbank geen selectiecriterium voor een overplaatsing.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de locatie Esserheem. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Nieuwegein of van het JC Zaanstad, zodat hij beter op zijn plek zit, zijn zoontje (vaker) kan zien en dichter bij het gerechtshof Amsterdam is gedetineerd in verband met aankomende zittingsdagen.

De regelgeving

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Op klagers registratiekaart staat een vestigingsadres vermeld dat is gelegen in Amsterdam. In het arrondissement Amsterdam bevinden zich evenwel geen justitiële inrichtingen. De locatie Esserheem is niet gelegen in het arrondissement van vestiging of in een aanpalend arrondissement. De PI Nieuwegein en het JC Zaanstad bevinden zich beide in een aanpalend arrondissement. Klagers verzoek vindt dan ook steun in de Regeling.

De overwegingen van de beroepscommissie

Klager is bij beslissing van 31 maart 2021 op eigen verzoek geselecteerd voor de locatie Esserheem, waar hij sinds 12 april 2021 verblijft. Aan voornoemd verzoek tot overplaatsing lag klagers lange strafrestant en zijn (blijkens het beroepschrift voormalige) in Groningen woonachtige partner ten grondslag. Hoewel klagers verzoek steun vindt in de Regeling, zijn de redenen die aan het onderhavige verzoek tot overplaatsing ten grondslag liggen naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende zwaarwegend dan wel onvoldoende onderbouwd. Daartoe overweegt zij als volgt.

Ten aanzien van de bezoekproblematiek van klagers zoontje overweegt de beroepscommissie dat klager onvoldoende heeft onderbouwd waarom bezoek door derden, waarvan klagers zoontje afhankelijk is, nu concreet niet (goed) mogelijk is. De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat klagers zoontje in de locatie Esserheem in het kader van de ouder-kind-dagen meerdere keren op bezoek is geweest. Daarnaast ontvangt klager geregeld bezoek van anderen. Klager is dus niet verstoken van bezoek van onder meer zijn zoontje. Dat klager eind mei en begin juni 2022 zittingsdagen heeft bij het gerechtshof Amsterdam en een overplaatsing ertoe zou leiden dat de reisafstand kleiner wordt, is – voor zover dit voor klager ten tijde van de overplaatsing naar de locatie Esserheem niet reeds voorzienbaar was – onvoldoende zwaarwegend om te oordelen dat verweerder tot de gewenste overplaatsing dient over te gaan. Dat geldt tevens voor de, overigens niet nader onderbouwde, stelling van klager dat hij in de locatie Esserheem niet op zijn plek zou zitten.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, heeft verweerder klagers verzoek naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid en billijkheid kunnen afwijzen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 6 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven