Nummer 21/22337/GA
Betreft [klager]
Datum 8 juli 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering hem voorafgaand aan het vrijdaggebed te laten douchen.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo heeft op 6 juli 2021 het beklag ongegrond verklaard (Ka-2021-000077). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Almelo, en […], juridisch medewerker bij de PI Almelo, gehoord op de digitale zitting van 3 maart 2022.
De beroepscommissie heeft een verslag van horen aan klagers raadsvrouw gestuurd en haar in de gelegenheid gesteld om daarop schriftelijk te reageren. Op 21 maart 2022 is de reactie van de raadsvrouw ontvangen, die naar de directeur is toegezonden. Hierop heeft de directeur op 29 maart 2022 schriftelijk gereageerd.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De inbreuk op klagers recht op het belijden van zijn godsdienst is niet noodzakelijk. De beklagcommissie gaat eraan voorbij dat de deelname aan het vrijdaggebed voor moslims die tot een orthodoxe stroming behoren, zoals klager, geen geestelijke betekenis heeft als hij voorafgaand aan het gebed niet heeft kunnen voldoen aan het religieuze voorschrift om zich tussen zonsopkomst en het middaggebed ritueel te wassen. Als hij dit niet doet, is hij onrein. Voor de grote wassing moet hij douchen of zijn gehele lichaam grondig reinigen.
Dat klager een kwartier voorafgaand aan het vrijdaggebed gelegenheid krijgt zich in zijn cel te wassen, volstaat niet. Dan is hij niet in staat om aan een ander religieus voorschrift te voldoen, namelijk het niet ontbloten van de geslachtsdelen in het bijzijn van een derde, anders dan de echtgenoot. Klager verblijft in een meerpersoonscel. Anders dan bij het toilet, is het rondom de wasbak met behulp van een lakenset niet mogelijk zich buiten het zicht van zijn celgenoot te wassen. Daarnaast is in zijn cel alleen ijskoud water beschikbaar. Het is onmenselijk om zich onder deze omstandigheden te laten wassen. Hij heeft eenmalig, in afwezigheid van zijn celgenoot, gepoogd zich grondig te wassen aan de wasbak, maar toen stond zijn cel na afloop blank.
Klager en andere islamitische gedetineerden kunnen voorafgaand aan het vrijdaggebed kort douchen. Er is voldoende personeel aanwezig en de douches bevinden zich op de afdeling, waar ter plekke toezicht kan worden uitgeoefend. Van de veertien meerpersoonscellen kan in zeven cellen niet worden gedoucht. Het probleem is eenvoudig op te lossen door de islamitische gedetineerden niet in deze zeven meerpersoonscellen te plaatsen. Verder is binnen het bestaande dagprogramma ruimte om te douchen, namelijk na de arbeid om 11:00 uur. Ook andere gedetineerden worden dan, zij het voor andere doeleinden, uitgesloten. Het dagprogramma zonder recreatiemoment op vrijdagochtend raakt alleen de (islamitische) gedetineerden die in de zeven cellen verblijven.
Toen klager met de imam sprak, gaf hij hem volkomen gelijk. Ten overstaan van de directeur/het afdelingshoofd heeft de imam echter gezegd dat een grote wassing voorafgaand aan het vrijdaggebed niet nodig is. Dit komt omdat de opvattingen van de imam vallen binnen een minder strenge stroming dan waartoe klager behoort. Ter zitting van de beklagcommissie is dit punt aan de orde geweest. Het door klager gevraagde driegesprek met de imam en het afdelingshoofd heeft niet plaatsgevonden. Klager verzoekt de beroepscommissie daarom om de imam schriftelijk uitsluitsel te laten geven over de vraag of in de meeste stromingen binnen de islam een grote wassing voorafgaand aan het vrijdaggebed noodzakelijk is.
Standpunt van de directeur
De directeur persisteert bij het standpunt in beklag. De PI Almelo is in bouwkundig opzicht klein, kent een hoge bezettingsgraad en voor elke gedetineerde geldt dat er in het dagprogramma – dat bestaat uit verschillende blokken – heel weinig speling is. Het is niet mogelijk om het recreatie- of douchemoment van islamitische gedetineerden te verplaatsen naar de vrijdagochtend. De arbeid en andere activiteiten duren tot 11:45 uur en daarna volgen er medicatierondes. Op het moment dat het vrijdaggebed om 12:30 uur begint, heeft het personeel middagpauze. Er is een hoog verloop van gedetineerden, andere in- en uitplaatsingen en een groot aantal gedetineerden met een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. Het is onder deze omstandigheden ondoenlijk om een gedetineerde vanwege zijn specifieke, op geloofsovertuiging gebaseerde wens in een bepaalde cel te plaatsen. Het klopt niet dat in de meerpersoons¬cellen opzettelijk islamitische gedetineerden worden geplaatst. Verder heeft de beklagcommissie overwogen dat klager met een lakenset extra privacy kan creëren en zich zo in zijn cel kan wassen. De lakens hangen tussen het schot van het toilet en de wasbak. Dit komt vaker voor, omdat de lakens dan het gezichtsveld op de cel vanuit het luikje beperken. Het klopt dat in de cellen geen warm water voorhanden is.
De directeur heeft uitgebreid gesproken met de imam en hem gevraagd wat voor de betreffende islamitische gedetineerden (mede) vanuit religieus oogpunt mogelijk kan worden gemaakt. De imam heeft het tijdstip van aanvang van de diensten aangedragen en te kennen gegeven dat met het wassen op cel kan worden volstaan, mede vanwege de beperkingen die de detentieomgeving met zich brengt. Er is gekozen voor een middenweg. De beroepscommissie kan de imam als getuige horen, maar klager heeft dit niet eerder verzocht en de beklagcommissie zag hiertoe evenmin aanleiding.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 41 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft de gedetineerde het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. De directeur dient mede ervoor zorg te dragen dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden. Ook stelt de directeur de gedetineerden in de gelegenheid op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen om in de inrichting te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen.
Uit artikel 2, derde lid, van de Pbw vloeit voort dat de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf met zich mee kan brengen dat personen ten aanzien van wie deze tenuitvoerlegging plaatsvindt, worden onderworpen aan beperkingen die voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn.
Klager wil volgens islamitisch voorschrift door middel van een extra recreatie- of douchemoment, een aanpassing van dagprogramma of een plaatsing in een eenpersoonscel, de grote wassing verrichten voorafgaand aan het vrijdaggebed. De directeur heeft dit, mede na advies te hebben ingewonnen bij de imam, geweigerd in het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting.
In beroep verzoekt klager bij de aan de inrichting verbonden imam schriftelijke inlichtingen in te winnen over de noodzaak van het verrichten van de grote wassing voor het vrijdaggebed, zoals dat is voorgeschreven binnen de islamitische stroming waartoe klager behoort. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu niet ter discussie staat dat het uitvoeren van de grote wassing voor klager een religieuze verplichting is. Dit valt onder het bereik van zijn onder artikel 41 van de Pbw en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beschermde recht op vrijheid van godsdienst. De vraag die moet worden beantwoord is of klager op ongeoorloofde wijze is beperkt in de manier waarop hij zijn geloof wil belijden.
Uit het dossier, het verhandelde ter zitting (en ook uit de huisregels van de PI Almelo) volgt dat aan de inrichting een imam is verbonden, dat klager met hem persoonlijk contact kan onderhouden en dat hij in de gelegenheid wordt gesteld het vrijdaggebed om 12:30 uur bij te wonen. Omdat op vrijdagochtend geen douchemoment is ingeroosterd, kan hij de grote wassing alleen verrichten bij de wasbak in zijn cel. De directeur heeft hiertoe een lakenset beschikbaar gesteld om klager gelegenheid te geven zich in de beslotenheid van zijn cel te wassen.
Volgens klager levert deze situatie religieuze en praktische bezwaren op. De directeur stelt daartegenover dat het douchen op vrijdagochtend op praktische onmogelijkheden stuit. De oorzaken daarvan zijn gelegen in het feit dat (het huis van bewaring van) de PI Almelo een hoge bezettingsgraad kent, dat tussen activiteiten in het dagprogramma nauwelijks speling is, dat maar weinig gedetineerden in een meerpersoonscel kunnen en mogen verblijven en dat het personeel reeds de zorg heeft over een groot aantal bewegingen van gedetineerden op de afdeling alsmede in en uit de inrichting. Vanwege deze omstandigheden ziet de directeur geen ruimte om klager en andere islamitische gedetineerden desgewenst op vrijdagochtend in de doucheruimte op de afdeling te laten douchen. Ook is het niet mogelijk om het dagprogramma aan te passen of klager te plaatsen in een (eenpersoons)cel met een douche.
Met het oog op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet op ongerechtvaardigde wijze is beperkt in de uitoefening van zijn godsdienst. Het karakter van de detentie brengt mee dat de directeur beperkingen kan stellen aan het vrij belijden van godsdienst (vergelijk RSJ 19 september 2017, 17/0282/GA). De beroepscommissie betrekt verder de (extra) faciliteiten die klager ter beschikking staan om uiting te geven aan zijn geloof, waaronder het vrijdaggebed en de rituele voorbereiding daarop. Het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting weegt tegen de achtergrond van het voorgaande zwaarder dan klagers wens om de rituele voorbereiding op het vrijdaggebed in te vullen op een manier die hij voorstaat.
De weigering van de directeur om klager voorafgaand aan het vrijdaggebed te laten douchen, levert daarom geen schending op van artikel 41 van de Pbw of artikel 9 EVRM. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Deze uitspraak is op 8 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. C.N. Dijkstra, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter