Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2862/TA, 27 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2862/TA

betreft: [klager] datum: 27 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.Th.M. Zumpolle, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 oktober 2007 van de beklagcommissie bij de Oostvaarderskliniek, locatie Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker.
Bij brief van 8 februari 2007 heeft de beroepscommissie nadere inlichtingen bij het hoofd van de inrichting opgevraagd. Bij brief van 14 februari 2008, die op 20 februari 2008 is ontvangen, heeft de inrichting nadere inlichtingen verstrekt. Deze brief
is aan klager en zijn raadsman gezonden, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld daarop schriftelijk te reageren. De schriftelijke reactie van klagers raadsman van 4 maart 2008 is ter kennisnemning aan het hoofd van de inrichting gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a) de weigering van invoer van door klager bij een boekhandel bestelde boeken (OK2007/40),
b) het opleggen van een kamerprogramma én van afdelingsarrest op 22 mei 2007 (OK2007/62).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van zijn beklag en heeft het beklag op onderdeel b ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft zonder mondelinge behandeling beslist, nadat klager door een andere beklagcommissie rogatoir was gehoord. De beklagcommissie heeft daarmee het recht op hoor en wederhoor onvoldoende in acht genomen. De uitspraak kan om die
reden
al niet in stand blijven. Bovendien dient op de volgende gronden het beroep gegrond te worden verklaard en aan klager een tegemoetkoming voor geleden schade te worden toegekend.

a:
Klager had in zijn klacht moeten worden ontvangen, nu het gaat om de concrete toepassing van algemeen geldende regelgeving. In dit verband wordt gewezen op de uitspraak van de beroepscommissie met nummer 04/0012//GA van 13 mei 2004.
Onjuist is de stelling van de inrichting dat klager op 23 mei 2007 bestelde en betaalde boeken in ontvangst heeft mogen nemen en dat hem daarbij is meegedeeld dat hij de volgende keer conform de huisregels zijn bestellingen moest doen. Die boeken had
hij tijdens zijn verblijf in een andere inrichting besteld en die zijn hem door die inrichting nagezonden.
In de inrichting heeft hij wel navraag gedaan over de aanschaf van boeken om eventuele problemen te voorkomen. Hem is gezegd dat hij boeken kan bestellen, maar dat hij wel vóór de verzending dient te betalen. Dit levert geen probleem op daar klager een
rekening-courant heeft. Hij heeft de boeken vervolgens telefonisch besteld. Hij heeft geen toegang tot internet. Hij heeft niet overeenkomstig de huisregels een schriftelijke aanvraag voor de aankoop van de door hem gewenste wetenschappelijke boeken
bij
een boekhandel ingediend, omdat hij het een zo fundamenteel recht acht dat hij boeken kan kopen dat hij daarvoor geen toestemming nodig heeft. Volgens artikel 10 EVRM is alleen een gerechtvaardigde inbreuk op het recht op vrije nieuwsgaring toegestaan.
In klagers geval is geen sprake van een rechtvaardiging voor de weigering van de invoer van wetenschappelijk boeken, die op zichzelf niet zijn verboden.

b:
De maatregelen zijn ten onrechte opgelegd, omdat klager zich niet heeft misdragen. Klager heeft slechts verzocht om een gesprek met degene die ruzie met hem zocht. Personeelslid [A] was bij het incident aanwezig en had daarvan een verslag moeten
opmaken. Het is niet redelijk om de bewijslast bij klager te leggen. Nu geen verslaglegging is gemaakt en de inrichting ook anderszins haar stelling niet heeft onderbouwd, had de beklagcommissie niet tot ongegrondverklaring van het beklag kunnen komen.
De bij brief van 14 februari 2008 door de inrichting verstrekte nadere inlichtingen kunnen niet tot een ander oordeel leiden. De inrichting heeft niet voldaan aan het verzoek van de beroepscommissie tot toezending van dagrapportage en wettelijke
aantekeningen, maar heeft slechts vermeld wat in de dagrapportage over het incident zou zijn vermeld. Klager verzoekt alsnog om kopieën van de dagrapportage en wettelijke aantekeningen. Hij vermoedt dat er niets schriftelijk is vastgelegd en verzoekt
de
beroepscommissie in dit verband het personeelslid [A] als getuige te horen.
Ook als de beroepscommissie de reactie van de inrichting voldoende acht, dient klagers klacht gegrond te worden verklaard. Klager ontkent de door de inrichting beschreven feiten die aanleiding waren voor het opleggen van beperkingen. Hij heeft
medepatiënt [B] niet gestoord tijdens het telefoneren. Klager had normale omgang met deze medepatiënt. Wel heeft klager in het bijzijn van anderen kritiek geuit op de sociotherapie. Klager meent dat dit de aanleiding is geweest voor het opleggen van
de
beperkingen, maar dat de beslissing daartoe in strijd met de wet- en regelgeving is genomen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a:
Klager heeft op 23 mei 2007 bestelde boeken gekregen en hem is daarbij gezegd dat dit in het vervolg volgens de daarvoor geldende procedure, waartoe een schriftelijke aanvraag behoort, moet verlopen. Er is altijd veel gedoe over het doen van
bestellingen en daarom is in de huisregels opgenomen dat het alleen mogelijk is om bestellingen bij Wehkamp te plaatsen en dat dit na een positieve evaluatie mogelijk ook bij andere postorderbedrijven, zoals bijvoorbeeld bol.com, zal kunnen gaan
plaatsvinden. Volgens de geldende procedure bestelde boeken mogen worden ingevoerd. Patiënten hebben geen toegang tot internet, maar kunnen met tussenkomst van personeel wel via internet bestellingen plaatsen. Of een boek mag worden besteld is onder
meer afhankelijk van het soort boek dat de patiënt wil bestellen, de achtergrond van een patiënt en zijn problematiek.

b:
Er was sprake van een conflict tussen klager en een medepatiënt, waarbij bleek dat interventie nodig was. Het was nodig klager beperkingen op te leggen om de veiligheid van de afdeling te kunnen waarborgen. Dit is beschreven in de dagrapportage en
mogelijk ook in het verslag van de behandelbespreking.

Bij brief van 14 februari 2008 heeft de inrichting de volgende nadere inlichtingen verstrekt:
In de dagrapportage staat het volgende beschreven:
“Betrokkene (klager, bc) werd vanmiddag bijna door medepatiënt [B] aangevlogen. Het een en ander zou hem zitten in het feit dat betrokkene [B] gestoord zou hebben in een telefoongesprek. Toen betrokkene hierop werd aangesproken zou hij gezegd
hebben dat [B] kon opdonderen. In een gesprek hierover legt betrokkene alles buiten zichzelf en zegt grenzen naar de medepatiënten te hebben gesteld. Aan hem teruggegeven dat wij als team dat ook hebben gedaan en dat hij m.i.v. morgen een rode kaart
plus een vier uur programma heeft. Daaraan toegevoegd dat hij de rest van deze dienst op zijn kamer kan blijven en dat het programma morgen ingaat. Uitgelegd dat deze beslissing mede is genomen voor zijn eigen veiligheid omdat verschillende
medepatiënten hem niet meer kunnen verdragen.
(...)
Betrokkene (medepatiënt [B]) loopt op afdeling en zegt tegen patiënt JB “ik ga jou klappen geven”. Door tussenkomst van de sociotherapie is dit niet geëscaleerd en zijn beide heren ingesloten. Na het horen van betrokkenen blijkt dat JB hem al
meerdere
malen stoort tijdens het telefoneren.
De afdeling heeft het volgende aangegeven:
De heer [C] uitte zich tijdens gezamenlijke momenten, zoals de maaltijden en patiëntenoverleg, negatief over uiteenlopende zaken. Wanneer patiënten of sociotherapie hem vroegen hiermee te stoppen, was dit aanleiding voor nieuwe cynische
vragen.
Soms kon hij mensen echt achtervolgen met zijn verhalen. De heer [C] zat regelmatig naast de heer [B] De heer [C] praatte dan aan een stuk door, de heer [B] zweeg altijd. De sociotherapie vond het verwonderlijk dat de heer [B] zo rustig kon
blijven
zitten. Achteraf denkt de sociotherapie dat dit al een aanloop geweest kan zijn.
(...)
De heer [C] heeft de heer [B] gestoord tijdens diens telefoongesprek omdat hij zelf wilde bellen.
Naast de heer [B] waren er meerdere patiënten die zich stoorden aan de heer [C]. De sociotherapie heeft in gesprekken geprobeerd de heer [C] in te laten zien wat hij kan oproepen bij de ander, maar hiervoor was hij niet toegankelijk. Na het
incident heeft de sociotherapie dan ook om de rust en veiligheid op de afdeling te kunnen waarborgen de heer [C] een rode kaart (begeleide bewegingsvrijheid in de kliniek) gegeven en een programma waardoor zowel de heer [C] als zijn medepatiënten
momenten van rust hadden”.

3. De beoordeling
Hetgeen is aangevoerd over de door de beklagcommissie gevolgde procedure kan niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Bij de behandeling van het beroep wordt het beklag immers ten volle opnieuw beoordeeld en zijn klager, zijn raadsman en het
hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld om ter zitting hun standpunten naar voren te brengen en op elkaars standpunten te reageren.

Ten aanzien van onderdeel a van het beklag wordt overwogen dat in artikel 56 Bvt beperktere beklaggronden zijn opgenomen dan in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie is een klacht over een vermeende schending van een in de wet- of regelgeving dan wel verdrag neergelegd recht beklagwaardig op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt.
Onder het regime van de Bvt zijn klachten over de toepassing van algemeen in de inrichting geldende regelgeving alleen ontvankelijk, als wordt aangevoerd dat die regelgeving in strijd met hogere regelgeving is.
Aangezien klager stelt dat de weigering van de invoer van de door hem bestelde en betaalde wetenschappelijke boeken een schending oplevert van het in artikel 10, eerste lid, EVRM neergelegde recht op vrije nieuwsgaring, had de beklagcommissie klager in
zijn klacht moeten ontvangen.
Om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie op dit beklagonderdeel niet in stand blijven en zal de beroepscommissie dit onderdeel van beklag alsnog inhoudelijk beoordelen.

Vast staat dat de invoer van wetenschappelijke boeken in de inrichting niet is verboden, maar alleen wordt toegestaan volgens de in de huisregels neergelegde voorwaarden.
Volgens paragraaf 8.3.2. van de huisregels van de inrichting kan een patiënt die over voldoende financiële middelen beschikt, met tussenkomst van een medewerker van de afdeling, via het internet dan wel telefonisch of per fax een bestellling plaatsen
van artikelen die niet in de inrichtingswinkel verkrijgbaar zijn en ingevoerd mogen worden. De patiënt moet daartoe een schriftelijk verzoek indienen en er vindt overleg plaats tussen de medewerker van de afdeling en de patiënt over de desbetreffende
aankoop.

Klager heeft deze voorgeschreven procedure niet gevolgd, omdat hij die in strijd acht met artikel 10 EVRM.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het in de huisregels stellen van voorwaarden aan de invoer van goederen, waaronder de door klager bedoelde boeken, niet in strijd met hogere wet- of regelgeving of artikel 10 van het EVRM. Het is immers niet
onredelijk te achten dat de inrichting in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel uit oogpunt van het belang van de behandeling van patiënten zicht wenst te hebben op de invoer van goederen en om die reden daaraan voorwaarden
stelt, waaronder overleg over de gewenste aankoop. Daarmee is sprake van een bij wet voorziene inbreuk op het recht op vrije nieuwsgaring, die noodzakelijk is in het belang van het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, alsmede de
bescherming van de gezondheid, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, EVRM.

De weigering om klager invoer van boeken toe te staan wegens het niet voldoen aan de in de huisregels voorgeschreven procedure is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin onredelijk of
onbillijk worden genoemd.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag wordt het volgende overwogen.

Klager betwist de stelling van de inrichting dat er door zijn toedoen sprake was van een conflict met een medepatiënt en dat het in belang van de orde en veiligheid op de afdeling noodzakelijk was om klager op 22 mei 2007 beperkingen in zijn
bewegingsvrijheid op te leggen. Voorts meent hij dat geen schriftelijke rapportage over het incident is opgesteld.
Bij brief van 14 februari 2008 heeft de inrichting medegedeeld wat in de dagrapportage over het incident is opgenomen. Anders dan klagers raadman meent, heeft de inrichting daarmee voldaan aan het verzoek van de beroepscommissie om nadere informatie.
Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat er kennelijk alleen in de dagrapportage melding is gemaakt van het incident en dat volgens vaste jurisprudentie geen recht op inzage in dagrapportage bestaat. De beroepscommissie heeft geen aanleiding
te twijfelen aan de wijze van citeren uit de dagrapportage en wijst het verzoek tot het horen als getuige van personeelslid [A] dan ook af.
Uit de door het hoofd van de inrichting verstrekte inlichtingen komt naar voren dat de namens hem tegenover de beklagcommissie afgelegde verklaringen zijn gebaseerd op hetgeen personeelsleden in de dagrapportage hebben vermeld. Klagers enkele stelling
dat die weergave niet klopt daar hij slechts om een gesprek met medepatiënt [B] heeft gevraagd is, in het licht van de door het hoofd van de inrichting geciteerde weergave van de dagrapportage, niet aannemelijk geworden.
Derhalve acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat is besloten klager vanwege zijn hierboven beschreven aandeel in het conflict met medepatiënt [B] beperkingen op te leggen. Deze beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.
Het beroep zal derhalve op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie met betrekking tot onderdeel a van het beklag, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre, met verbetering van de gronden.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven