Nummer 21/23822/GB
Betreft [klager]
Datum 3 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 13 oktober 2021 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. D.C.D. Newoor, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken. De beroepscommissie heeft het verzoekschrift en klagers motivatiebrief opgevraagd bij verweerder en daarvan kennisgenomen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Er is geen rekening gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden. Bij een beslissing tot plaatsing dient telkens een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Door de huidige bezoekregeling kunnen klagers moeder en vriendin niet op bezoek komen. Klager kan momenteel geen, dan wel beperkt, bezoek ontvangen van zijn familie. Bezoek is zeer belangrijk en zijn enige directe contact met de buitenwereld. Bezoek is ook van groot belang met het oog op zijn terugkeer in de maatschappij.
Klager verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten.
Standpunt van verweerder
Klager is ingesloten voor het arrondissement Den Haag en verblijft dus in een juiste aanpalende locatie.
Klager is op 9 augustus 2021 op eigen verzoek, wegens bezoektechnische redenen, in het Detentiecentrum (DC) Rotterdam geplaatst. Uit het huidige overplaatsingsverzoek komen geen bijzondere gronden tot uiting die de noodzaak tot een terugplaatsing naar de PI Grave aantonen. De bezoekers, afkomstig uit Delft, blijken tot reizen in staat. Waarom de bezoekdagen in het DC Rotterdam niet haalbaar zijn voor de bezoekers wordt niet gemotiveerd of schriftelijk onderbouwd.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klager verblijft op dit moment in het HVB van het DC Rotterdam. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Grave, omdat hij in het DC Rotterdam geen bezoek kan ontvangen van zijn moeder en vriendin.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst.
Klager wordt vervolgd in het arrondissement Den Haag. Hij is geplaatst in het DC Rotterdam in het arrondissement Rotterdam. Dit is niet het arrondissement van vervolging, maar wel dichterbij gelegen dan de PI Grave in het arrondissement Oost-Brabant, waar klager naar overgeplaatst wil worden.
Klager stelt dat zijn moeder en vriendin hem in het DC Rotterdam niet kunnen bezoeken, omdat het bezoek op dinsdag is en zij dan moeten werken. In de PI Grave was het bezoek op donderdag en dan kunnen zij volgens klager wel op bezoek komen. Het is voorstelbaar dat de bezoektijden per inrichting verschillen en dat dit van invloed kan zijn op de mogelijkheden voor het bezoek. Klager heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom zijn moeder en vriendin niet op dinsdag en wel op donderdag op bezoek kunnen komen, zeker nu zij in de buurt van het DC Rotterdam wonen. Bovendien is klager op eigen verzoek in het DC Rotterdam geplaatst, ligt het DC Rotterdam dicht bij het arrondissement van vervolging en heeft klager wekelijks bezoek van/contact met een jongerencoach van [organisatie], wat de beroepscommissie van belang acht voor een kwetsbare, jonge gedetineerde als klager.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 3 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter