Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24212/TA, 7 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24212/TA

Betreft              [klager] (hierna: klager)

Datum              7 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de inbeslagname en het niet meer aanwezig mogen hebben van een schoenenkast, twee kleine kasten, een tafel en een medische stoel op zijn kamer.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 4 november 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €100,- (RV 2021-101). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager en zijn raadsman, mr. C.J.J. Kwint, gehoord op de digitale zitting van 4 februari 2022.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het beroep richt zich enkel tegen het oordeel over de gevolgen van het beleid, nu de beklagcommissie heeft geoordeeld dat de instelling gerechtigd was om haar beleid te wijzigen. De instelling vindt niet dat klager onevenredig zwaar wordt getroffen door de gevolgen van het per 1 januari 2021 gewijzigde beleid of dat daaraan onvoldoende aandacht is besteed.

De wijziging van het beleid houdt in dat elke kamer wordt voorzien van een vaste inventaris. Op de kamers was een wildgroei aan spullen, waardoor de algemene orde en veiligheid binnen de instelling in het geding was. Op de vaste kamerinventaris zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld op basis van medische gronden. De instelling is in het geval van klager niet bekend met een medische indicatie of een andere reden voor een medische stoel. Klager heeft de medische stoel vanuit een andere instelling mogen invoeren.

De instelling heeft geen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van klager. Klager kon de inbeslaggenomen spullen geruime tijd zonder extra kosten opslaan, alvorens deze uit te voeren. Klager beschikt al geruime tijd over netwerkverlof. Klager kon de spullen daarom ook tijdens zijn netwerkverlof overhandigen aan zijn contacten. Na de inbeslagname bleef klager eigenaar van de goederen. Onder deze omstandigheden acht de instelling een (financiële) compensatie voor de goederen niet aangewezen.

Door de aanzienlijke verruiming van de uitvoer- en opslagtermijnen en de kosteloze opslag, heeft de instelling de gevolgen van het beleid proberen te beperken. De instelling heeft nadrukkelijk niet gekozen voor een uitsterfbeleid voor de vaste inventaris. De vaste inventaris (waaronder stoelen, bedden en kasten) heeft een decennialange levensduur. De risico’s zouden daardoor blijven bestaan. Een uitsterfbeleid voor vaste inventaris was dan ook niet verantwoord.

Een beleidswijziging omvat nooit alleen de aanpassing van de (huis)regels, maar ook altijd de praktische uitvoering en de gevolgen daarvan. Het hoofd van de instelling benadrukt dat zij gerechtigd is om haar beleid aan te passen en dat een wijziging van het beleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen geen beslissing betreft in de zin van artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) waartegen beklag openstaat. Klager dient daarom alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

Standpunt van klager

Ter zitting heeft klagers raadsman over de ontvankelijkheid naar voren gebracht dat geen sprake is van een beklag tegen algemene regels, omdat klager eerder van de instelling toestemming heeft gekregen voor de aanwezigheid op zijn kamer van de betreffende goederen. Gelet op RSJ 5 november 2020, R-20/6860/JZ, is een beklag ontvankelijk als het gaat om de gevolgen van de toepassing van gewijzigd beleid.

Klager wil zijn schoenenkast, twee kleine kasten, tafel en medische stoel terug. Hij heeft deze spullen eerder met toestemming van de instelling ingevoerd. De medische stoel is voor klager op maat gemaakt op basis van een medische indicatie. Klager heeft de stoel al jaren vanwege zijn rugproblemen. Klager gebruikt geen medicijnen, maar hij heeft elke dag pijn. Hij heeft ook aangepaste zolen. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van €100,- vindt klager schaamteloos laag. Als klager iets kapotmaakt, dan moet hij al meer betalen. Klager voelt zich gediscrimineerd en wordt geestelijk mishandeld.

 

3. De beoordeling

Klagers schoenenkast, twee kleine kasten, een tafel en een medische stoel zijn in beslag genomen in het kader van het nieuwe, in de huisregels neergelegde en op 1 januari 2021 in werking getreden, inventarisbeleid. Het beklag is gericht tegen de beslissing tot inbeslagname en het voortduren daarvan, die een (vermeende) beperking inhoudt van klagers eigendomsrecht, waartegen beklag openstaat: de bestreden beslissing is een beslissing als bedoeld in artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e, Bvt. Het betoog van het hoofd van de instelling dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat zijn beklag tegen de wijziging van de huisregels zou zijn gericht, kan daarom niet slagen.

Het beroep is verder beperkt tot het oordeel van de beklagcommissie over de gevolgen voor klager van de inbeslagname en de voor hem vastgestelde tegemoetkoming.

Klager kan niet langer gebruikmaken van de in beslag genomen voorwerpen die zijn eigendom zijn en die hij eerder met toestemming van het hoofd van de instelling met het oog op de inrichting van zijn kamer heeft ingevoerd. De beklagcommissie heeft mede vanwege het ontbreken van een compensatieregeling en uitsterfbeleid voor de vaste inventaris, waartoe de onder klager in beslag genomen goederen vallen, de gevolgen voor klager als onevenredig bestempeld.

Wat namens het hoofd van de instelling in beroep is aangevoerd, dwingt niet tot een ander oordeel.

De beroepscommissie ziet geen reden de financiële tegemoetkoming van €100,- naar beneden bij te stellen. Omdat klager eigenaar blijft van de in beslag genomen voorwerpen is er weliswaar onvoldoende aanleiding de tegemoetkoming te baseren op de geschatte dagwaarde, maar ook los van die schatting acht de beroepscommissie de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming passend en geboden voor het door klager ondervonden ongemak.

Beslist wordt als volgt.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 7 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven