Nummer 22/26616/SGA
Betreft verzoeker
Datum 30 maart 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege een positieve score bij een urinecontrole, ingaande op 23 maart 2022 om 13:00 uur en eindigend op 30 maart 2022 om 13:00 uur.
Verzoekers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (ZO-2022-206).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de schriftelijke mededeling van de beslissing hem niet tijdig is uitgereikt. Daarnaast ontkent verzoeker softdrugs te hebben gebruikt.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 23 maart 2022, volgt dat op 10 maart 2022 een urinecontrole is afgenomen bij verzoeker. Uit die urinecontrole kwam een positieve score op THC (64 POS). De uitslag van het herhalings- en vervolgens bevestigingsonderzoek waren beide tevens positief op THC. Wat de directeur betreft is niet in geschil dat de beslissing niet onverwijld is uitgereikt. Het formele gebrek hoeft wat hem betreft echter niet tot een toewijzing te leiden, onder meer omdat verzoeker niet in enig belang is geschaad en hij tijdig gebruik heeft kunnen maken van de openstaande rechtsmiddelen.
De voorzitter overweegt dat het uitreiken van de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf (artikel 57, eerste lid, onder k. van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw)) onverwijld dient te geschieden (artikel 58, eerste lid, van de Pbw). De onverwijlde uitreiking is mede bedoeld om de gedetineerde in een zo vroeg mogelijk stadium te informeren over zijn recht om rechtsmiddelen (beklag en schorsing) in te stellen tegen de beslissing van de directeur. Uit de bestreden beslissing volgt dat de schriftelijke mededeling daarvan pas op vrijdag 25 maart 2022 om 14:35 uur aan verzoeker is uitgereikt. Dat is niet onverwijld. Door de directeur zijn geen redenen aangevoerd die de overschrijding van de termijn verschoonbaar maken. Voorts is de voorzitter van oordeel dat verzoeker in dit geval wel in zijn belangen is geschaad. Het gaat namelijk niet alleen om een vrij forse overschrijding van de termijn, maar ook werd de beslissing op vrijdagmiddag, dus kort voor het weekend aan verzoeker uitgereikt, terwijl bekend is dat het secretariaat van de RSJ in het weekend gesloten is. Het gevolg van de veel te late uitreiking is dat de voorzitter pas op 30 maart 2022 uitspraak kan doen, terwijl de straf van verzoeker op 30 maart 2022 al afloopt. De late uitreiking heeft dus als gevolg dat in geval van een toewijzing verzoeker daar weinig profijt van heeft omdat hij de straf dan al bijna heeft uitgezeten. Verzoeker heeft het recht om schorsing te vragen van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur. Door de termijnoverschrijding in combinatie met de uitreiking op vrijdagmiddag, heeft dit recht in dit geval veel van zijn effectiviteit verloren. Het verzoek zal toegewezen worden.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 30 maart 2022 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door L. den Hartog, secretaris.
Secretaris voorzitter