Nummer R-20/8617/GA
Betreft [klager]
Datum 3 oktober 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij sinds zijn plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) nog geen mentorgesprek heeft gehad.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 10 november 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (NZ-2020-455). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft acht weken verbleven op de ISD-afdeling zonder dat hij een gesprek heeft gehad met zijn mentor. Dit had als gevolg dat hij te laat is aangemeld voor een behandeling in een kliniek, te laat contact kreeg met zijn casemanager, veel informatie miste, zijn voorlopige trajectplan te laat is ingediend en het trajectbepalingsoverleg (TBO) te laat heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de directeur
Klager is op 26 juni 2020 in de PI Nieuwegein geplaatst. Gedurende de beginperiode van zijn verblijf heeft hij geen intakegesprek gehad met zijn eerste mentor. Klager had op dat moment echter ook een schaduwmentor waarbij hij terecht kon met hulpvragen. Bovendien konden ook andere inrichtingsmedewerkers klager hierbij begeleiden. Klager heeft vervolgens een andere mentor gekregen en op 30 augustus 2020 heeft een eerste mentorgesprek plaatsgevonden. Hierna heeft klager zijn mentor regelmatig gesproken. Klager had veel vragen omtrent zijn ISD-traject en hier is zijn mentor achteraan gegaan, door onder andere contact op te nemen met klagers casemanager. De directeur heeft voldaan aan zijn zorgplicht om klager te begeleiden bij het ISD-traject. Het is juist dat klagers voorlopige verblijfsplan vier weken na de wettelijke termijn is vastgesteld, maar hierover is klager eerder een beklagprocedure gestart, net als over de termijn van het TBO. Klager is op 27 oktober 2020 – en daarmee binnen geringe tijd – overgeplaatst naar de kliniek. Voor het overige sluit de directeur zich aan bij de uitspraak van de beklagrechter.
3. De beoordeling
Ontvankelijkheid van het beklag
Het beklag is gericht tegen de omstandigheid dat klager in de periode van 26 juni 2020 tot 30 augustus 2020 niet de mogelijkheid heeft gehad om een gesprek te voeren met zijn mentor. Het verzorgen van mentorgesprekken valt naar het oordeel van de beroepscommissie onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Hiertegen staat beklag open op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Gelet daarop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag. Om proceseconomische overwegingen zal de beroepscommissie het beklag in eerste en hoogste instantie inhoudelijk behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat op de directeur een inspanningsverplichting rust om ervoor te zorgen dat klager wordt begeleid door en in de gelegenheid wordt gesteld om gesprekken te voeren met een (waarnemend) mentor (vgl. RSJ 12 mei 2016, 16/0277/GA en 16/0464/GA). Uit de onderliggende stukken komt naar voren dat tussen 26 juni 2020 – de datum van klagers binnenkomst in de PI Nieuwegein – en 30 augustus 2020 geen mentorgesprek heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de beroepscommissie is deze periode dusdanig lang dat dit als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt en heeft de directeur in dit geval onvoldoende aan zijn inspanningsverplichting voldaan. Dat klager gedurende deze periode een schaduwmentor had doet daar niet aan af, nu uit de stukken naar voren komt dat klager ook met zijn schaduwmentor geen gesprek heeft gehad in voornoemde periode. De beroepscommissie zal het beklag daarom gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €7,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50.
Deze uitspraak is op 3 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
secretaris voorzitter