Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23742/GB, 3 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/23742/GB

Betreft  [klager]

Datum 3 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 8 oktober 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J.H.M. de Crom, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers oma is 88 jaar en erg ziek. Zij kan nog geen tien meter meer lopen. Vroeger kreeg klager veel bezoek van haar in detentie, maar dat lukt haar nu niet meer. Klagers tante heeft het Syndroom van Down en verblijft in een verzorgingstehuis. Zij heeft niet lang meer te leven. Klager wil haar graag nog een keer zien, voordat ze overlijdt. Klagers oma, bij wie klager vroeger bijna dagelijks over de vloer kwam, heeft haar leven lang voor zijn tante gezorgd. Klagers vriendin heeft de financiële middelen niet om klager te bezoeken in de locatie Roermond.

Klagers oma en tante zijn niet in staat om van Sittard naar Roermond te reizen. Zij zouden klager nog nét kunnen bezoeken in de PI Sittard. Daar wonen zij vlakbij. Als klager niet wordt overgeplaatst, wil hij graag verlof. Klager heeft de toestemmingsverklaringen voor inzage in de medische stukken van zijn oma en tante overgelegd.

Als klager zou worden overgeplaatst, verblijft hij nog steeds in het arrondissement van vervolging, zelfs dichter bij de rechtbank Maastricht. Verweerder heeft geen reden vermeld waarom klager niet overgeplaatst zou kunnen worden.

Standpunt van verweerder

Klagers vriendin kan voor de reiskosten wellicht een bijzondere bijstand aanvragen. Klager ontvangt in de inrichting familiebezoek. Verwezen wordt naar de adviezen van de medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) van 19 en 21 januari 2022.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de locatie Roermond. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de PI Sittard, omdat zijn vriendin de financiële middelen niet heeft om hem in de locatie Roermond te bezoeken en omdat zijn oma en tante medisch niet in staat zijn om af te reizen naar de locatie Roermond.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager verblijft in dit arrondissement en verzoekt om overplaatsing naar een andere inrichting in dit arrondissement. Deze bepaling speelt in deze zaak dan ook geen rol van betekenis. In zo’n geval moet klager een goede reden hebben voor de gewenste overplaatsing, om te kunnen oordelen dat verweerder hem had moeten overplaatsen c.q. alsnog moet overplaatsen.

Klager heeft in beroep weinig aandacht meer besteed aan de onmogelijkheid voor zijn vriendin om hem te kunnen bezoeken (wat destijds de enige reden van zijn overplaatsingsverzoek was). Uit het verzoekschrift volgt dat zij onder bewind staat en van €35,- per week leeft.  Dat zou een reden kunnen vormen voor een overplaatsing, maar dit is onvoldoende onderbouwd. Dat had wel gekund, bijvoorbeeld door de bewindvoerder. Dat is vooral van belang, nu het verschil in afstand tussen de locatie Roermond en de PI Sittard – en daarmee ook het verschil in reiskosten – relatief beperkt is.

Uit de adviezen van de medisch adviseur bij de afdeling IMA blijkt het volgende. Klagers oma wordt nog in staat geacht om te reizen, ook naar de locatie Roermond. Er zijn (d.d. 21 januari 2022) geen aanwijzingen dat zij spoedig komt te overlijden. Klagers tante is daarentegen volledig zorgafhankelijk. Zij heeft een kwaadaardige aandoening waarvoor zij palliatief wordt behandeld. Voor haar is reizen “vrijwel onmogelijk tot zéér beperkt”. Zij wordt redelijkerwijs niet in staat geacht om naar de inrichting te reizen. Het is “zeer aannemelijk dat [zij] vanwege haar huidige gezondheidstoestand tevens niet in staat is om af te […] reizen naar een nabijgelegen PI”.

Nu klagers oma in staat wordt geacht om af te reizen naar de locatie Roermond, vormt haar medische toestand (op dit moment) onvoldoende feitelijke grond voor een overplaatsing. Nu klagers tante in het geheel niet in staat wordt geacht om naar een inrichting te reizen, is onvoldoende aannemelijk dat klagers overplaatsing ertoe zou leiden dat hij bezoek van haar kan ontvangen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

In deze beroepsprocedure kan de beroepscommissie overigens niet oordelen over een verzoek om verlof. Een dergelijk verzoek zou klager bij verweerder moeten indienen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 3 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven