Nummer 21/24120/GB
Betreft [Klager]
Datum 29 april 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 september 2021 beslist klager te plaatsen in de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De PI Achterhoek is ver uit de richting waar klager uiteindelijk wenst te resocialiseren. De plaatsing in de PI Achterhoek doet hem niet goed. Klager heeft eerder in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het JC Zaanstad verbleven, hetgeen hij als prettig heeft ervaren. Hij wenst dan ook in de ISD van het JC Zaanstad te verblijven. Klager heeft de nodige problematiek en wanneer hij zich niet prettig voelt, volgen soms situaties die het functioneren op een afdeling lastig maken. Dat blijkt ook uit zijn detentieverleden. Er ontstaat dan een situatie waarin klager veel disciplinaire straffen krijgt. De sancties zien voornamelijk op het afwijkende gedrag dat klager laat zien, terwijl klager niet wenst dit gedrag te vertonen. Bij de juiste zorg en omgeving is klager in een betere gemoedstoestand en kan hij ook werken aan zijn resocialisatie vanuit het ISD-traject.
Een PPC-indicatie is overigens niet vereist om te worden overgeplaatst naar het JC Zaanstad. Ook is het parket niet relevant in klagers situatie, daar klager door het gehele land strafbare feiten heeft gepleegd.
Standpunt van verweerder
Bij klagers plaatsing in een ISD is rekening gehouden met de regio en het parket van insluiting aangaande de aan hem opgelegde ISD-maatregel. Klager is in dat kader conform het geldende beleid geselecteerd voor de ISD van de PI Achterhoek.
Dat klager zich in een omgeving moet begeven waar hij zich prettig voelt en dat het JC Zaanstad in dat kader een betere inrichting zou zijn, wordt niet onderbouwd. Uit de beschikbare informatie kan niet worden afgeleid dat klagers plaatsing in de ISD van de PI Achterhoek een negatieve invloed heeft op zijn gemoedstoestand en dat hij hierdoor niet kan werken aan zijn resocialisatie. Uit informatie van klagers casemanager en mentor blijkt dat klagers gedrag steeds beter wordt, dat hij het op de afdeling goed doet en dat hij goed aanspreekbaar is. Er zijn derhalve geen aanwijzingen dat klager gebaat is bij een overplaatsing.
Klager heeft op 2 december 2021 overigens een verzoek tot overplaatsing naar de PI Zwolle ingediend, dat op 3 januari 2022 door verweerder is afgewezen. De directeur van de PI Achterhoek heeft in dat kader negatief geadviseerd, omdat een overplaatsing ten nadele van klager zou zijn, klager goed contact heeft met het personeel, er positieve ontwikkelingen zijn ten aanzien van de contacten met de psychiater en psycholoog, de PI Zwolle geen ISD kent en er geen redenen zijn voor een plaatsing in een PPC.
3. De beoordeling
Klagers situatie
Klager verbleef in het huis van bewaring van de PI Almelo. Op 8 oktober 2021 is hij geplaatst in de ISD van de PI Achterhoek, omdat hij is veroordeeld tot een ISD-maatregel. Het beroep richt zich niet tegen klagers plaatsing in een ISD als zodanig, maar tegen de keuze van de inrichting. Klager wil graag in de ISD van het JC Zaanstad verblijven.
De regelgeving
Artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is slechts van toepassing op gedetineerden die een gevangenisstraf ondergaan. Aangezien klager momenteel een ISD-maatregel ondergaat, vormt voornoemd artikel dus geen selectiecriterium voor deze zaak. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet een gedetineerde evenwel een goede reden hebben om te worden overgeplaatst.
De overwegingen van de beroepscommissie
Hoewel de beroepscommissie het niet onvoorstelbaar acht dat bij de plaatsing van ISD’ers acht wordt geslagen op regionale afspraken, is het haar niet duidelijk geworden wat het precieze beleid en de gemaakte afspraken hieromtrent inhouden en in het verlengde daarvan waarom nu juist de PI Achterhoek in klagers geval is aangewezen. Daartegenover staat evenwel dat de omstandigheid dat klager zich prettig(er) voelt in het JC Zaanstad onvoldoende is onderbouwd dan wel onvoldoende zwaarwegend is om te kunnen oordelen dat verweerder tot de gewenste overplaatsing dient over te gaan. Immers, uit de stukken volgt dat het met klager (inmiddels) in de PI Achterhoek juist beter gaat en er positieve ontwikkelingen zijn waar te nemen. Van een dusdanig negatieve gemoedstoestand, dat die een ongestoorde, veilige tenuitvoerlegging van klagers detentie zou belemmeren, is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet gebleken.
De conclusie
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 29 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter