Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23785/GB, 4 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23785/GB

Betreft              [Klager]

Datum              4 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 29 juli 2021 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 11 oktober 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. W.B. Lisi, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het arrondissement van vestiging van klager betreft Rotterdam. Klager is evenwel in de PI Vught geplaatst, gelegen in het arrondissement Oost-Brabant. Dit betreft niet het arrondissement van vestiging of een aanpalend arrondissement. De bestreden beslissing is dan ook in strijd met artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) genomen.

Standpunt van verweerder

Aangezien klager is veroordeeld en hij zo snel mogelijk in het juiste regime moest worden geplaatst, is uitgeweken naar een inrichting waar klager wel direct kon worden geplaatst. Vanwege de lange wachtlijst voor klagers inrichting van voorkeur, de PI Dordrecht, kon hij daar niet worden geplaatst. Een plaatsing in de PI Krimpen aan den IJssel was ook niet mogelijk, omdat het Openbaar Ministerie daarin negatief heeft geadviseerd. In de hele regio van Rotterdam was er geen capaciteit. Het kan voorkomen dat het niet mogelijk is om een gedetineerde in een aanpalend arrondissement te plaatsen.

In de bestreden beslissing is aangegeven dat klager vanuit de PI Vught een verzoek tot overplaatsing naar de PI Dordrecht kan indienen. Hier heeft klager (nog) geen gebruik van gemaakt.

 

3. De beoordeling

Klagers situatie

Klager verbleef in het huis van bewaring (HVB) van de PI Nieuwegein. Verweerder heeft hem bij beslissing van 19 juli 2021 geselecteerd voor een plaatsing in de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel. Op 29 juli 2021 heeft verweerder een nieuwe beslissing genomen, inhoudende dat klager vanuit de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel wordt overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Vught, daar een verblijf in de PI Krimpen aan den IJssel achteraf toch niet mogelijk bleek te zijn.

De regelgeving

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.

Uit de stukken volgt een vestigingsadres dat is gelegen in het arrondissement Rotterdam. De PI Vught ligt niet in dat arrondissement en evenmin in een aanpalend arrondissement. Klager wil graag naar de gevangenis van de PI Dordrecht worden overgeplaatst, gelegen in het arrondissement van vestiging.

De overwegingen van de beroepscommissie

Als een gedetineerde wordt veroordeeld, moet hij of zij zo snel mogelijk in een gevangenis worden geplaatst. De beroepscommissie begrijpt – en onderschrijft – daarom dat klager vanuit het HVB in een gevangenis moest worden geplaatst. In dat kader was kennelijk in de inrichting van klagers voorkeur, de PI Dordrecht, geen plek beschikbaar. Verweerder heeft in enige mate uitgelegd waarom moest worden uitgeweken naar de PI Vught, maar niet is gesteld of gebleken dat in een aanpalend arrondissement in zijn geheel geen plek beschikbaar was. Er is op dit punt dan ook zonder toelichting afgeweken van artikel 25, zevende lid, van de Regeling. Het is de beroepscommissie daarnaast ook niet gebleken dat verweerder, ten tijde van de behandeling van het ingediende bezwaarschrift, is nagegaan of er op dat moment wel celcapaciteit in de gevangenis van de PI Dordrecht, in een gevangenis in het arrondissement van vestiging dan wel in een gevangenis in een aanpalend arrondissement was.

De conclusie

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 4 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven