Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26630/SGA, 30 maart 2022, schorsing
Uitspraakdatum:30-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/26630/SGA

Betreft              [verzoeker]

Datum              30 maart 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker over te plaatsen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen.

Verzoekers raadsman, mr. M.D.A. Stam, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk NH-2022-149).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat een beslissing tot plaatsing of overplaatsing is voorbehouden aan de selectiefunctionaris en dat de directeur de selectiefunctionaris hierbij adviseert. Verzoeker heeft aangegeven niet te willen worden overgeplaatst naar de locatie Esserheem en stelt dat de beslissing onzorgvuldig en ongemotiveerd tot stand is gekomen. Afgelopen maanden heeft verzoeker geen rapport ontvangen. Verwezen wordt naar niet nader gespecificeerde incidenten van de afgelopen drie maanden, waarmee het volgens verzoeker volstrekt onduidelijk blijft wat de grondslag van de beslissing is. Tot slot voert verzoeker aan dat er geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, hetgeen verzoeker inzicht had kunnen geven in de beslissing alvorens daarmee te worden geconfronteerd en de mogelijkheid had kunnen geven om het gesprek aan te gaan over zijn eigen belangen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 28 maart 2022 is overgeplaatst naar de locatie Esserheem. De directeur voert aan dat verzoeker op 16 september 2021 vervelend gedrag heeft vertoond op de arbeid; hij gooide schroefjes en planken naar een medegedetineerde. Vervolgens is verzoeker op 24 februari 2022 betrokken geweest bij een vechtpartij op de arbeid en is op 22 maart 2022 geconstateerd dat verzoeker op de arbeid aan het duwen en trekken was met een medegedetineerde, aldus de directeur. Nu verzoeker drie keer in korte tijd betrokken is geweest bij incidenten op de arbeid en hierbij de orde, rust en veiligheid in de inrichting heeft verstoord en uitlatingen heeft gedaan welke tevens leiden tot een verstoring hiervan, acht de directeur het noodzakelijk om verzoeker over te plaatsen naar de locatie Esserheem om verdere escalatie te voorkomen. 

Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. Ingevolge artikel 57, eerste lid, onder l, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting. Uit de voorhanden informatie volgt dat verzoeker niet is gehoord alvorens hij is overgeplaatst van de locatie Norgerhaven naar de locatie Esserheem. Het horen kan ingevolge het derde lid van voornoemd artikel achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is daarvan in het onderhavige geval niet gebleken. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet is gehoord alvorens is beslist tot overplaatsing, de bestreden beslissing in strijd met de wet is genomen. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.

De voorzitter merkt op dat de directeur de bevoegdheid heeft om – met inachtneming van de wettelijke vereisten als genoemd in artikel 57 (en 58) van de Pbw – over te gaan tot een nieuwe beslissing ten aanzien van verzoeker.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 30 maart 2022 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven