Nummer 22/26650/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 30 maart 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag op THC bij een urinecontrole (UC), ingaande op 24 maart 2022 om 16:30 uur en eindigend op 31 maart 2022 om 16:30 uur.
Verzoekers raadsvrouw, mr. J.A.J. Brahm, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk ZO-2022-210).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat op 11 maart 2022 een UC is afgenomen waaruit op 18 maart 2022 volgde dat de uitslag negatief was. Zonder het te vermelden aan verzoeker heeft de directeur om een bevestigingsonderzoek gevraagd, waarna op 24 maart 2022 aan verzoeker werd aangegeven dat de uitslag van dit bevestigingsonderzoek positief was. Op 25 maart 2022 – binnen 24 uur na kennisneming van de uitslag van het bevestigingsonderzoek – heeft verzoeker om een herhalingsonderzoek gevraagd, nu hij hier recht op heeft, aldus verzoeker. Zonder deze uitslag af te wachten is aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd, waarbij de directeur aan verzoeker heeft vermeld dat hij geen recht meer heeft op nader onderzoek. Verzoeker stelt dat er geen aanleiding bestond om een bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat bij verzoeker op 5 maart 2022 een te waterige UC is afgenomen, waarna op 11 maart 2022 een nieuwe UC is afgenomen. Volgens de directeur was verzoekers urine opnieuw niet geconcentreerd (een waarde van 5,8), waardoor de directeur het voldoende aannemelijk acht dat verzoeker heeft getracht de uitslag te beïnvloeden. De directeur heeft daarom een bevestigingsonderzoek aangevraagd, waaruit de aanwezigheid van cannaboïden bleek. Dit betekent dat verzoeker softdrugs heeft gebruikt, aldus de directeur. De directeur stelt dat een herhalingsonderzoek in dit geval niet relevant wordt geacht, nu de uitslag van het bevestigingsonderzoek positief was. Dit heeft volgens de directeur dan ook niet plaatsgevonden.
Voorlopig oordeelt de voorzitter als volgt. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) heeft een gedetineerde het recht op een herhalingsonderzoek. Uit artikel 8, derde lid, onder a, van de Regeling volgt – voor zover hier van belang – dat in afwachting van de uitslag van het herhalingsonderzoek de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf wordt opgeschort. De voorzitter stelt – voorlopig oordelend – vast dat de directeur geen gehoor heeft gegeven aan verzoekers verzoek om een herhalingsonderzoek, waardoor de bestreden beslissing in strijd met de wet is genomen. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 30 maart 2022 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
secretaris voorzitter