nummer: 08/259/GA
betreft: [klager] datum: 26 maart 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.T. Wernsen, advocaat te ’s-Gravenhage,
namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 26 november 2007 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager op 18 oktober 2007 geen toestemming kreeg om zijn advocaat te bellen.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De raadsvrouw is in de uitspraak van de beklagcommissie verkeerd geciteerd. Tijdens de beklagzitting heeft zij aangegeven dat zij het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) heeft gebeld met het verzoek of klager haar kon terugbellen. Op de
vraag of het b.s.d. heeft gevraagd waarom zij teruggebeld wilde worden, heeft zij geantwoord dat het b.s.d. nooit vraagt wat de reden is, kennelijk juist omdat het b.s.d. geen inhoudelijke berichten wil aannemen maar enkel het bericht doorgeeft dat er
teruggebeld moet worden. De raadsvrouw heeft zeker niet medegedeeld dat zij niet heeft aangedrongen toen haar door de medewerker van het b.s.d. werd medegedeeld dat er geen telefonische berichten aan klager konden worden doorgegeven. Dit werd haar ook
niet medegedeeld door de medewerker van het b.s.d.
Het feit dat klager heeft aangegeven dat hij graag zijn advocaat wil bellen en het feit dat zijn advocaat ook zelf heeft gevraagd of klager haar kon terugbellen, zou voldoende reden moeten zijn om klager met zijn advocaat te laten bellen ondanks dat
hij
in de isoleercel verbleef. Hiermede is de dringende noodzakelijkheid wel gegeven aangezien zijn advocaat hem anders gewoon een brief had kunnen sturen.
Klager heeft bovendien aangegeven dat hij wel degelijk heeft verteld dat hij zijn advocaat wilde bellen in verband met een uitspraak van de rechtbank.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen (waaronder diens rechtsbijstandverlener) en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak
en de gelegenheid bestaat. Nu de wet geen uitzonderingen vermeldt dient ook gedurende de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf, indien telefonisch contact met de advocaat noodzakelijk is, daartoe de gelegenheid te worden geboden.
Echter, ook in beroep is niet genoegzaam gestelf of gebleken dat klager bij de door hem gedane verzoeken om zijn advocaat te mogen bellen de noodzakelijkheid daarvan zelfs niet in summiere vorm heeft aangegeven. Weliswaar heeft klagers advocaat nog
gesteld, dat klager zou hebben aangegeven dat het om een uitspraak in een strafzaak zou gaan, maar die stelkling vindt geen steun in enig ander stuk uit het dossier. Dit leidt tot de navolgende beslissing.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 26 maart 2008
secretaris voorzitter