Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26512/SGA, 22 maart 2022, schorsing
Uitspraakdatum:22-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           22/26512/SGA

Betreft              [Verzoeker]

Datum              22 maart 2022

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van  [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo (hierna: de directeur) heeft  aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van observatie door middel van cameratoezicht, voor de duur van veertien dagen, vanwege een medisch advies hiertoe, ingaande op 18 maart 2022 om 08:00 uur en eindigend op 1 april 2022 om 09:00 uur.

Verzoekers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk KA-2022-116).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat er geen grondslag is voor het opleggen van de ordemaatregel, nu de belangen als bedoeld in artikel 23, eerste lid, jo. artikel 24 van de Pbw niet in het geding zijn. Daarnaast heeft de directeur geen zelfstandige belangenafweging gemaakt, wat op grond van artikel 24a van de Pbw wel vereist is bij plaatsing in afzondering met observatie. Verzoeker, die al lijdt aan heftige psychische klachten, raakt door plaatsing in een afzonderingscel nog meer in een negatieve psychische toestand. Hier is onvoldoende rekening mee gehouden en er is ten onrechte niet gekeken naar alternatieven,  aldus verzoekers raadsman.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat tijdens een hoorgesprek in goed overleg met verzoeker is bepaald hem te observeren door middel van cameratoezicht, wat ook is geadviseerd door de medische dienst. Anders dan verzoeker stelt is aan hem geen ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. De observatie van verzoeker door middel van cameratoezicht vindt niet plaats in een afzonderingscel. Dit is mogelijk op grond van artikel 34a van de Pwb, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is. Verzoeker is echter niet in een individueel regime geplaatst. Hij verblijft sinds zijn plaatsing in de PI Almelo op de inkomstenafdeling en hij wordt in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan het reguliere, op de afdeling geldende programma. In dit geval is een onjuiste wettelijke grondslag gebruikt op basis waarvan het cameratoezicht is opgelegd. Gelet op de geestelijke toestand van verzoeker acht de directeur dit vormverzuim echter geen grond om tot schorsing over te gaan.

De voorzitter stelt vast dat de schriftelijke mededeling van de beslissing van 18 maart 2022 de aanhef heeft ‘Ordemaatregel (art. 23/24 PBW)’ en dat wordt vermeld dat aan verzoeker ‘de volgende ordemaatregel is opgelegd: 14 dagen observatie d.m.v. cameratoezicht (art. 24a 1 PBW)’. Nu uit de inlichtingen van de directeur naar voren komt dat verzoeker niet in een afzonderingscel verblijft, kan de grondslag voor het cameratoezicht niet artikel 24a van de Pbw zijn. Op grond van artikel 34a van de Pbw kan de directeur bepalen dat de gedetineerde die in een individueel regime of in een extra beveiligde inrichting is geplaatst, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Van beide plaatsingen is ten aanzien van verzoeker geen sprake. Gelet hierop is de beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in strijd met de wet. De voorzitter zal het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 22 maart 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven