nummer: 08/565/GV
betreft: [klager] datum: 25 maart 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 februari 2008 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager ontkent harddrugs te hebben gebruikt tijdens zijn detentie. Ook is hij niet te laat teruggekeerd van verlof. Met betrekking tot de beschuldiging dat hij een medegedetineerde heeft bedreigd met fysiek
geweld, geldt dat klager over dat voorval en de reactie van de directeur daarop inmiddels beklag heeft ingediend. Hij is het niet eens met die beschuldiging. Ten aanzien van het te laat terugkeren van verlof geldt dat klager als getuige bij de
rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te Haarlem was opgeroepen. Klager is toen, op 28 november 2007, op eigen gelegenheid vanuit Heerhugowaard naar Haarlem gereisd. Na afloop van het getuigenverhoor, dat uitliep tot 17.15 uur,
heeft klager een aanwezigheidsverklaring gevraagd bij de griffier. Vervolgens is hij per openbaar vervoer teruggekeerd naar Heerhugowaard. Klager arriveerde omstreeks 20.00 uur bij de inrichting. Hij heeft een penitentiair inrichtingswerker toen die
aanwezigheidsverklaring gegeven. Toen de directeur het verslag over de te late terugkeer kwam afhandelen, bleek dat die verklaring spoorloos was. Daarop is toen tien uren van het eerstvolgende verlof ingetrokken.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in december 2007 overgeplaatst vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Westlinge naar de gevangenis Grave. In Heerhugowaard is bij klager softdrugsgebruik geconstateerd, is hij te laat teruggekeerd van een incidenteel verlof en heeft
hij een medegedetineerde bedreigd met fysiek geweld. Deze omstandigheden waren voor de Minister aanleiding om het verzoek om algemeen verlof af te wijzen. Bij zijn beslissing heeft de Minister rekening gehouden met klagers strafrestant en de recente
overplaatsing vanuit een b.b.i. naar een normaal beveiligde inrichting. Voor zover in de bestreden beslissing staat vermeld dat klager harddrugs zou hebben gebruikt, is dit een verschrijving. De Minister heeft bedoeld te zeggen dat tijdens detentie
softdrugsgebruik is geconstateerd.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij wordt met name aangegeven dat het hier de eerste verlofaanvraag betreft na een (terug)plaatsing uit een b.b.i.
De politie Utrecht heeft aangegeven dat er, hoewel klagers verlofadres in een als slecht bekend staande wijk is gelegen en het recidivegevaar onverkort aanwezig wordt geacht, geen bezwaar is tegen het verlenen van algemeen verlof aan klager.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens afpersing. Aansluitend dient hij een week gevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 november 2008.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de inlichtingen namens de Minister, waaronder het selectieadvies van de directeur van de b.b.i. van Westlinge, komt naar voren dat klager tijdens zijn verblijf in de b.b.i. éénmaal positief is bevonden op het gebruik van softdrugs, éénmaal te laat
is teruggekeerd van een hem verleend incidenteel verlof en dat hij ervan verdacht wordt een medegedetineerde fysiek te hebben bedreigd. Dit laatste voorval is reden geweest klager voor te dragen voor overplaatsing naar een normaal beveiligde
inrichting.
Klager heeft bestreden harddrugs te hebben gebruikt tijdens detentie. Op zich is die stelling van klager juist. Evenwel heeft de selectiefunctionaris gemeld dat het hier softdrugs betrof. Gelet hierop verstaat de beroepscommissie dat als grond voor de
afwijzing van het verlof (mede) geldt het geconstateerde softdrugsgebruik tijdens detentie. Voor zover klager het verweer voert dat het te laat terugkeren van verlof gerechtvaardigd was en dat hij daarvan bewijs heeft overgelegd bij binnenkomst in de
inrichting na dat verlof, wordt dit verweer, bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing, gepasseerd. Voor zover klager bestrijdt een medegedetineerde te hebben bedreigd met fysieke agressie geldt dat de beroepscommissie
– marginaal toetsend – voldoende aanwijzingen vindt in het terzake opgemaakte verslag d.d. 5 december 2007 om die bedreiging in dit kader voldoende aannemelijk te achten. Het vorenstaande maakt dat de beroepscommissie tot het oordeel komt dat
voornoemde
omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 maart 2008.
secretaris voorzitter