Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20-7898GA, 11 juli 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Corona  v

Nummer R-20/7898/GA         

Betreft [klager]

Datum 11 juli 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de schending van de zorgplicht door gedetineerden van buiten in quarantaine op de afdeling te plaatsen.

De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 25 augustus 2020 het beklag gegrond verklaard (IJ-2020-571). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur verwijst naar het voor de beklagcommissie gevoerde verweer. Er zijn drie nieuwe gedetineerden op de afdeling in quarantaine geplaatst. Dit zijn gedetineerden die in het kader van supersnelrecht waren afgestraft en rechtstreeks vanuit de rechtbank naar de PI zijn overgebracht. De inkomstenafdeling had op dat moment geen dubbele bestemming, deze afdeling was enkel bedoeld voor gedetineerden die in voorarrest gedetineerd waren. Om die reden zijn de drie gedetineerden voor de duur van twee weken in afzondering geplaatst.

Een gebrekkige communicatie vanuit het personeel is niet beklagwaardig als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Dit aspect is pas ter zitting van de beklagcommissie door klager opgeworpen, waardoor de directeur hierop niet terstond kon reageren. Uit nader onderzoek is gebleken dat klager wel door het personeel te woord is gestaan. Dit blijkt ook uit het klaagschrift. Er is derhalve geen sprake van een gebrekkige communicatie.

Standpunt van klager

Klager heeft in beroep zijn standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling

Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel zijn met ingang van 14 maart 2020 door DJI landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. Uiteindelijk beslist de directeur op welke afdeling en onder welke voorwaarden hij een gedetineerde op een afdeling plaatst. Klager stelt dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden doordat nieuwe gedetineerden niet in de daarvoor ingerichte quarantaine afdeling zijn geplaatst, maar direct op klagers afdeling. Deze gedetineerden maken ook gebruik van de algemene ruimtes en dragen geen mondkapjes of ander beschermingsmateriaal.

Uit de inlichtingen komt echter naar voren dat de directeur de betreffende gedetineerden direct na binnenkomst heeft afgezonderd. Een plaatsing op de door klager bedoelde afdeling was niet mogelijk omdat – zo begrijpt de beroepscommissie – de bestemming van die afdeling (huis van bewaring) niet overeenkwam met de bestemming waar deze gedetineerden vanwege hun titel van vrijheidsbeneming (afgestraft en plaatsing in een gevangenis) geplaatst dienden te worden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur met de afzondering van deze gedetineerden destijds die maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs genomen konden en dienden te worden. De afzondering was overigens in lijn met het toen geldende beleid, dat er vanuit ging dat gedetineerden na binnenkomst werden onderworpen aan een verscherpte medische intake om te controleren op corona gerelateerde klachten en voor een periode van twee weken op een éénpersoonscel werden geplaatst en gemonitord (TK, 2019-2020, 24587, nr. 767). Niet aannemelijk is geworden dat de directeur de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. Overigens is van  gebrekkige communicatie hieromtrent niet gebleken. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 juli 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven