Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21920/GA, 18 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21920/GA

Betreft              [klager]

Datum              18 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de directeur) heeft op 9 december 2020 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

De beklagrechter bij de PI Heerhugowaard heeft op 14 juni 2021 het beklag gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend (ZB-2020-540). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Heerhugowaard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het klaagschrift had betrekking op een beslissing van 9 december 2020. Uiteindelijk heeft de inrichting per 18 mei 2021, een half jaar na de bestreden beslissing, het verzoek alsnog voorgelegd aan de selectiefunctionaris.

Er staat onbestreden vast dat door de directeur onbevoegd een beslissing is genomen. Reeds in het klaagschrift is op deze omstandigheid gewezen. Dit heeft, in ieder geval tot 18 mei 2021, niet geleid tot het alsnog en tijdig doorzenden van het verzoek tot verkrijgen van incidenteel verlof door de directeur aan de selectiefunctionaris. Voor zover klager impliciet wordt verweten dat hij zelf het verzoek had kunnen toesturen, wijst klager op RSJ 17 december 2020, R 20/8187/GV. In deze uitspraak is, onder verwijzing naar artikel 3, eerste en vierde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, overwogen dat de directeur alle benodigde inlichtingen en adviezen inwint en dat het indienen van de voor de beoordeling van de aanvraag benodigde adviezen primair onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. Naar het oordeel van klager geldt dit tevens voor de verdere afhandeling van het verzoek en het toesturen van het verzoek naar de beslissingsbevoegde selectiefunctionaris.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de beklagrechter klagers klacht gegrond heeft verklaard, omdat de beslissing van de directeur tot afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof onbevoegd is genomen. Het beroep is dientengevolge beperkt tot de vraag of aan klager een tegemoetkoming had moeten worden toegekend.

De beroepscommissie kan zich verenigen met het oordeel van de beklagrechter om geen tegemoetkoming toe te kennen.

Uit de stukken blijkt dat het vrachtwagenrijbewijs van klager op 10 september 2021 verliep. Klager wenste in de periode december 2020 - januari 2021 een nascholingscursus te volgen, om zijn rijbewijs te kunnen verlengen. Uit het contact van de casemanager met de organisatie die deze cursus verzorgt, bleek evenwel dat het ook goed mogelijk was dat klager in een later stadium (maart/april 2021) de cursus zou volgen. Ook dan zou klager tijdig zijn rijbewijs kunnen verlengen. Een andere optie betrof het verschuiven van het regimesgebonden verlof van klager voor het volgen van de cursus, maar daar wilde klager geen gebruik van maken.

De beroepscommissie is gelet hierop van oordeel dat klager geen ongemak heeft ondervonden van de onbevoegd genomen beslissing door de directeur. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klagers standpunt dat de directeur klagers verzoek om incidenteel verlof niet alsnog en tijdig heeft doorgezonden naar de selectiefunctionaris, betreft een uitbreiding van de klacht die in het kader van dit beroep niet meegewogen kan worden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde.

Deze uitspraak is op 18 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven