Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23614/GV, 18 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23614/GV

Betreft              [klager]

Datum              18 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 oktober 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.L. van Gaalen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De beoordeling

Klager is sinds 22 juni 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en acht maanden met aftrek, wegens het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meerdere malen gepleegd. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 23 maart 2022.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat klager wenste te solliciteren op een baan die hij uit zou kunnen voeren ten tijde van zijn deelname aan een penitentiair programma (PP). Bij beslissing van 27 september 2021 is klagers verzoek tot deelname aan een PP afgewezen. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat het hiertegen ingestelde beroep ongegrond is verklaard (RSJ 22 december 2021, 21/23511/GB). Bij deze stand van zaken ziet de beroepscommissie niet in op welke manier het verzochte kortdurend re-integratieverlof nog een bijdrage kan leveren aan klagers re-integratietraject.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven