Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23678/GV, 18 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23678/GV

Betreft              [klager]

Datum              18 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 oktober 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. D. van den Broek, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De risico-inschatting is onjuist. Klager doet in de inrichting zijn best en zit inmiddels in het plusprogramma. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan. Om klagers behandeling effectief te laten zijn, is het belangrijk dat hij oefent met vrijheden, zodat hij weet waar zijn uitdagingen liggen. Het is daarnaast onjuist dat klager nog niet is begonnen met zijn behandeling. Uit het vrijhedenadvies blijkt dat klager gestart is met ambulante behandeling. 

Standpunt van verweerder

In het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) van klager zijn geen doelen opgenomen ten aanzien van zijn sociaal netwerk. Hiermee voldoet hij niet aan de eis voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof, zoals bepaald in artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Daarnaast geldt dat er bij de risicoscreener sprake is van grote zorg dat klager geweld kan gaan gebruiken. Het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Het is om die reden onverantwoord dat klager verlof krijgt. Dit geldt temeer nu klager nog niet is aangevangen met behandeling. Oefenen met vrijheden is dan ook nog niet aan de orde. Het maatschappelijk belang weegt thans zwaarder dan klagers persoonlijk belang bij kortdurend re-integratieverlof. Tot slot heeft klager in de inrichting voldoende mogelijkheden om contact te onderhouden met zijn dochter en kleindochter.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 28 juni 2020 gedetineerd. Hij ondergaat thans de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar en zes maanden. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 17 juli 2022.

De wet- en regelgeving

In artikel 18a van de Penitentiaire beginselenwet is – voor zover hier relevant – bepaald dat de directeur ervoor zorgdraagt dat uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van de gedetineerde in een inrichting, zo veel mogelijk in overleg met hem, een D&R-plan wordt vastgesteld. Het D&R-plan kan gedurende de detentie, zo veel mogelijk in overleg met de gedetineerde, worden aangepast. Het D&R-plan vermeldt in ieder geval de gedrags- en re-integratiedoelen die de gedetineerde tracht te behalen, alsmede de activiteiten waaraan de gedetineerde deelneemt en de activiteiten en het verlof waarvoor de gedetineerde bij goed gedrag in aanmerking komt.

In artikel 15 van de Regeling is bepaald dat re-integratieverlof alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het deel dat hij heeft ondergaan en het deel dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

De beoordeling

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om tijd door te brengen met zijn vriendin, dochter en kleindochter.

De beroepscommissie constateert dat klager op grond van het bepaalde in artikel 19, tweede lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof. De beroepscommissie maakt echter uit het bij de stukken gevoegde D&R-plan van klager op dat geen re-integratiedoelen zijn opgenomen ten aanzien van zijn sociaal netwerk, maar slechts ten aanzien van zijn ambulante behandeling.

Uit het reclasseringsadvies van 14 april 2021 blijkt daarnaast dat het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op het zich onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Klager heeft een uitgebreid strafblad met voornamelijk veroordelingen ten aanzien van gewelds- en vermogensdelicten. Klager is impulsief en beschikt niet over adequate oplossingsvaardigheden, hij heeft een beperkte frustratietolerantie en is gericht op eigen behoeftebevrediging. Hij heeft een beperkt probleem- en zelfinzicht. Op verschillende (voor klagers re-integratie relevante) leefgebieden zijn knelpunten geconstateerd. De reclassering merkt ten aanzien van klagers re-integratietraject op dat hij binnen detentie zal kunnen starten met een behandeling bij polikliniek De Tender en JusTact Tactus Verslavingszorg. Afhankelijk van de resultaten van de gevolgde ambulante behandeling zou moeten blijken of onderzocht kan worden of detentiefasering bij klager mogelijk is. Aan de hand van dit advies is met de inrichtingspsycholoog, de casemanager en klager een plan van aanpak opgesteld, waaruit volgt dat klager gedurende zijn detentie een ambulante behandeling bij JusTact zal volgen. Pas bij voldoende resultaat wordt er gekeken naar eventuele vrijheden. Zodra de behandeling het gewenste resultaat zal behalen wordt er gekeken naar eventueel begeleid wonen bij forensisch beschermd wonen te Apeldoorn.

Uit het vrijhedenadvies van 23 september 2021 volgt dat klager gestart is met ambulante behandeling. Het is echter onbekend wat de voortgang is van deze behandeling en/of wanneer deze is afgerond. Er is aan de behandelaar meerdere malen een terugkoppeling gevraagd, maar deze is niet ontvangen. Het is dus onbekend of de behandeling bij klager aanslaat, maar gelet op zijn gedrag lijkt er weinig tot geen verandering zichtbaar te zijn. Bij eventuele spanningen blijft klager de gemaakte afspraken tussen hem, de casemanager en de mentor niet nakomen, aldus het vrijhedenadvies.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven