Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3524/GA, 20 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3524/GA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 december 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, en [...], unit-directeur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een opgelegde maatregel van veertien dagen afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, wegens een handgemeen met een medegedetineerde.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager zou na medegedetineerde [A] aan de beurt zijn om te bellen. Een Antiliaan [B] wilde voordringen. Klager wil dat [A] wordt gehoord als getuige. Er is geen sprake geweest van een handgemeen, maar slechts van een woordenwisseling.
Er is geen mededeling. Klager wil een tegemoetkoming ontvangen. In plaats van een maatregel is sprake geweest van een disciplinaire straf, die is opgelegd omdat het personeel zich ergert aan klager. De rode draad in alle zaken is dat klager wordt
ervaren als een lastige gedetineerde.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De mededeling bevindt zich niet in het dossier. Klager kan het wellicht verstrekken, want de mededeling is aan hem uitgereikt. Er is geen vaste volgorde voor het bellen. De eerst volgende in de rij is aan de beurt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw dient aan de gedetineerde van een beslissing tot oplegging van een ordemaatregel onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en
ondertekende mededeling te worden gegeven. In dit geval ontbreekt de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel. Zodoende is niet na te gaan of de maatregel op de juiste gronden is genomen en of de juiste procedures in acht zijn genomen. Bovendien
mag een ordemaatregel nooit langer duren dan strikt nodig is en dient deze te worden beëindigd zodra dit mogelijk en verantwoord is. De noodzaak van het voortduren van de maatregel is niet bekend. Derhalve zal het beroep gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 35,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven