Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20614/GB en 21/22690/GB, 14 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer 21/20614/GB en 21/22690/GB

Betreft [klager]

Datum 14 maart 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager verblijft in de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel. Hij heeft vanuit deze inrichting eerst een verzoek gedaan om in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te worden geplaatst. Later heeft hij een verzoek gedaan om in de gevangenis van een willekeurige andere inrichting te worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft deze verzoeken respectievelijk op 16 maart 2021 en 5 augustus 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. M.A.M. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de beslissing van 16 maart 2021 (21/20614/GB).

Klagers raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, kantoorgenote van mr. Karsten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de beslissing van 5 augustus 2021 (21/22690/GB).

De beroepscommissie heeft klager, zijn respectievelijke raadslieden en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de beroepschriften, de reacties van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met klagers persoonlijke belangen. Er is sprake van bijzondere omstandigheden die een overplaatsing rechtvaardigen.

Klager heeft een hechte band met zijn twintigjarige zoon, die woont en studeert in Amsterdam. Sinds klager in de PI Ter Apel verblijft, hebben zij alleen nog maar telefonisch contact. Klagers zoon kan hem niet bezoeken als gevolg van de reistijd en -kosten. Dit valt hen beiden zwaar. Klager beroept zich op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klager heeft recht op minimaal één uur bezoek per week. De beslissing van verweerder brengt met zich mee dat hij dit recht niet kan verwezenlijken. Hij wordt daarvoor niet gecompenseerd.

Klager heeft op grond van artikel 41 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) het recht om zijn joodse godsdienst vrij te belijden en te beleven. Daartoe voelt klager zich in de PI Ter Apel niet vrij. Ook heeft hij in de PI Ter Apel helaas maar weinig contact met de rabbijn. Klager wordt door islamitische medegedetineerden bedreigd en gepest om zijn geloofsovertuiging. De ambassade is hier ook van op de hoogte. Het enkele feit dat klager wel contact heeft met de rabbijn, doet niet aan af aan het feit dat klager wordt bedreigd door medegedetineerden. Klager wil geen namen noemen van degenen die hem bedreigen, omdat hij bang is dat dit de dreiging zal verergeren.

De PI Ter Apel is niet de enige inrichting waar vreemdelingen worden geplaatst. Het Detentiecentrum (DC) Schiphol biedt eveneens plaats aan asielzoekers en illegale of uitgeprocedeerde vreemdelingen. Ook daar wordt samengewerkt door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), het Openbaar Ministerie (OM) en de Rechtspraak.

Standpunt van verweerder

De uitvoering van het beleid om strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen in een voor hen aangewezen inrichting te plaatsen weegt zwaarder dan eventuele problemen voor het bezoek. Om hen tegemoet te komen, bestaat in de PI Ter Apel de mogelijkheid om via Skype contact te onderhouden met hun familie. Er is geen sprake van een schending van artikel 8 van het EVRM. Klagers recht om bezoek te ontvangen wordt hem niet ontnomen. Het is niet onmogelijk voor klagers zoon om hem te bezoeken. Er is immers geen sprake van (bijvoorbeeld) medische aandoeningen die het onmogelijk maken om te reizen.

Vanuit de inrichting zijn er mogelijkheden om het joodse geloof te blijven uitoefenen. Zo kan klager gesprekken voeren met de rabbijn en verzoeken om koosjer voedsel te eten. Er verblijven in de PI Ter Apel mensen met verschillende culturele achtergronden. Waar mogelijk wordt rekening gehouden met het uitoefenen van ieders geloof.

Er zijn bij de PI Ter Apel geen signalen bekend van bedreigingen. Het afdelingspersoneel merkt geen veranderingen in klagers gedrag. Hij werkt als afdelingsreiniger en beweegt zich op een rustige en vrije manier door de inrichting. Klager heeft veel contact met de rabbijn in de inrichting, alsook met een rabbijn uit Amsterdam.

3. De beoordeling

Klager wil uit de PI Ter Apel worden geplaatst, omdat hij dan bezoek kan ontvangen van zijn zoon (als hij in de buurt van Amsterdam zou worden geplaatst) en omdat hij zich in de PI Ter Apel niet vrij voelt om zijn joodse geloof te belijden en te beleven.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);

een vrijheidsstraf; of

een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Het DC Schiphol heeft, anders dan klagers raadsvrouw stelt, geen bestemmingsaanwijzing als gevangenis voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.

Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat in klagers geval sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Dat zal zij onderbouwen.

Klager verblijft sinds 24 december 2020 in de PI Ter Apel. Zijn stelling dat hij daar in het geheel geen bezoek ontvangt, vindt steun in de selectieadviezen van 9 maart 2021 en 21 juli 2021. Volgens een recente (door de beroepscommissie opgevraagde) registratiekaart is dat tot op heden het geval. Klager is dus al meer dan een jaar verstoken van bezoek, terwijl hij in het DC Schiphol – volgens een overgelegd schrijven van klagers zoon – wekelijks bezoek van zijn zoon ontving. Verweerder heeft dat niet betwist. Dit is met name van belang, nu klager een strafrestant heeft van ruim viereneenhalf jaar. Klager kan weliswaar via Skype contact onderhouden met zijn zoon, maar dat is geen volwaardig alternatief om langdurig persoonlijke contacten te onderhouden. Daarnaast is het de beroepscommissie ambtshalve bekend dat bij gedetineerden met een lang strafrestant in de regel nog geen concrete voorbereidingen worden getroffen voor hun terugkeer naar het land van herkomst, zodat het feitelijke belang bij hun plaatsing in de PI Ter Apel (nog) beperkt is. Gesteld noch gebleken is dat dit in klagers geval anders is.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moeten de bestreden beslissingen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Klager heeft niet verzocht om hem een tegemoetkoming toe te kennen en de beroepscommissie ziet daartoe ook geen aanleiding. Ten tijde van klagers eerste verzoek was immers nog niet bekend dat hij zo’n lange tijd verstoken zou blijven van bezoek en het tweede verzoek rust uitsluitend op de onveiligheid die klager in de PI Ter Apel ervaart, terwijl dat op zichzelf niet tot een toewijzing van klagers verzoek had behoeven te leiden, nu er in de inrichting geen signalen bekend zijn die klagers gevoel ondersteunen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden beslissingen. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 14 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven