Nummer 21/19847/GA
Betreft [klager]
Datum 31 maart 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de oplegging van maatregelen in het kader van zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM) per 15 mei 2020 (ZS-JC-2020-130) en per 20 november 2020 (ZS-JC-2020-251).
De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 8 februari 2021 de klachten gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €70,- (ZS-JZ-2020-130 en ZS¬¬-2020-251). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het JC Zaanstad, en klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, gehoord op de (digitale) zitting van 11 februari 2022. Mw. mr. A. Laagland, secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. Klager kon door de coronamaatregelen (quarantaine / ‘bubbels’) in het JC Zaanstad niet (digitaal) aanwezig zijn. Met instemming van klagers raadsvrouw heeft de behandeling op zitting doorgang gevonden, waarbij de beroepscommissie op verzoek van klagers raadsvrouw en met instemming van de plaatsvervangend vestigingsdirecteur klager de gelegenheid heeft geboden om binnen zeven dagen na de zitting nog een schriftelijke reactie over te leggen. Van deze gelegenheid heeft klager geen gebruik gemaakt.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De directeur heeft – anders dan is aangenomen door klager en de beklagcommissie – noch in het verweer in eerste aanleg noch ter beklagzitting gesproken over eventuele rapporten van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP). De directeur heeft wel gesproken over rapportages van het Operationeel Overleg (OO). Ook is vermeld dat klager op de GVM-lijst is geplaatst met risicoprofiel ‘verhoogd’. De informatie met betrekking tot klagers voorbereiding tot ontvluchting uit de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught betreft enkel informatie vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Uit navraag is gebleken dat er ook geen informatie vanuit het GRIP is.
De directeur heeft ter beklagzetting slechts in zijn algemeenheid benadrukt dat informatie in voorkomende gevallen niet kan worden overhandigd en heeft niet aangegeven dat dit gold voor deze specifieke situatie. Op dat moment was namelijk niet bekend of er nog een onderzoek liep. Inmiddels is de directeur ervan op de hoogte dat er geen onderzoek meer loopt.
In de eerste beslissing is duidelijk vermeld dat de directeur de maatregelen met klager heeft besproken. Tijdens dat gesprek gaf klager aan dat hij begreep waarom de directeur de maatregelen nam. De directeur heeft ook ter beklagzitting besproken waarop de maatregelen zijn gebaseerd. Het OO beslist over de GVM-status van een gedetineerde. Het OO is van mening dat zijn verslaglegging niet dient te worden overgelegd. Het is niet zo dat de directeur per definitie over alle documenten beschikt waar het OO over (heeft) beschikt. Vanuit het OO heeft de directeur begrepen dat er op klagers cel materialen waren gevonden die zouden kunnen duiden op een ontvluchting. Dit betrof onder meer een kaart van de PI of van de omgeving.
De directeur heeft in eerste aanleg voldoende onderbouwing gegeven. Een poging tot ontvluchting wordt zeer serieus genomen, zeker nu klager eerder een poging heeft gedaan. Dat er sprake is van een belangenafweging blijkt uit het feit dat de directeur kritisch heeft gekeken naar de maatregelen in klagers situatie. In de categorie ‘verhoogd’ kunnen tien verschillende maatregelen worden opgelegd. De directeur heeft er daarvan in de eerste beslissing vier opgelegd. In de tweede beslissing is dit afgeschaald naar drie.
De maatregelen zijn erop gericht om klagers veiligheid en de veiligheid binnen de inrichting te garanderen. Een eventuele nieuwe ontvluchtingspoging dient tijdig opgemerkt en verijdeld te worden. De directeur wil daarnaast voorkomen dat er maatschappelijke onrust ontstaat als er opnieuw media-aandacht komt voor de mediagevoelige zaak waarvoor klager is veroordeeld. Een ontvluchting zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.
Standpunt van klager
Voor zover bekend is er wel contact geweest met het GRIP en zijn er ook stukken van het GRIP. Bij de stukken van de beklagfase bevindt zich een e-mail van het GRIP. De stukken zijn echter nooit met klager gedeeld. Er is dan ook geen sprake van een inzichtelijke belangenafweging. Er is ook geen stuk van het OO gedeeld. Daarnaast is geen kaart gevonden van de PI, maar een boek van de omgeving.
Bij het horen van klager inzake de eerste beslissing is er niet inhoudelijk met hem gesproken.
3. De beoordeling
Beoordelingskader
De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij of zij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP (indien van toepassing), de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.
Het verdient de voorkeur dat de voor de beslissing relevante informatie en vooral de belangenafweging van de directeur in de beslissing zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen (dus op schrift worden gesteld). Dat maakt de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk en op die manier kunnen de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Nadere informatie en/of afwegingen kan/kunnen evenwel ook nog naar voren worden gebracht in de beklag- of beroepsprocedure.
Formeel punt inzake beklag a: horen
De beroepscommissie ziet geen reden om te twijfelen aan de vermelding in de (eerste) schriftelijke mededeling, inhoudende dat klager is gehoord, voordat de directeur de beslissing heeft genomen. De directeur heeft ter zitting nader toegelicht hoe dit is verlopen. Op basis daarvan is voldoende aannemelijk geworden dat de directeur klager afdoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn visie en/of bezwaren kenbaar te maken. Het is in beginsel niet vereist dat de inhoud van het gesprek met zoveel woorden is terug te lezen in de beslissing van de directeur.
Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de beslissingen van de directeur tot oplegging van de GVM-maatregelen voldoende duidelijk wordt waarom de betreffende maatregelen aan klager worden opgelegd. In de beslissingen staat dat klager mogelijk ontvluchtingsplannen had (samen met een medepatiënt in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum), op grond waarvan hij eerder is overgeplaatst.
Er is volgens de directeur in klagers geval geen informatie van het GRIP ten grondslag gelegd aan de opgelegde GVM-maatregelen. De beroepscommissie ziet geen reden om daaraan te twijfelen. De overweging van de beklagcommissie, inhoudende dat – zakelijk weergegeven – de informatie van het GRIP niet op de juiste wijze is getoetst, berust dus op een onjuiste voorstelling van zaken.
Het is vervolgens de vraag of de directeur de GVM-maatregelen in redelijkheid heeft mogen opleggen op grond van de (toentertijd) beschikbare informatie. De beroepscommissie is op grond van het volgende van oordeel dat dat het geval is.
Een mogelijke ontvluchting is in het algemeen zeer ernstig. In het geval van klager komt daar nog bij kijken dat hij is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf in een mediagevoelige zaak, waardoor extra beroering in de maatschappij zou kunnen ontstaan. Ook weinig concrete signalen kunnen daarom het nemen van bepaalde maatregelen rechtvaardigen, temeer daar klager al eerder in verband is gebracht met voorbereidingen voor een ontvluchting. Bij klager waren voorwerpen op cel gevonden, waarvan in beroep duidelijk is geworden dat dit in elk geval een kaart/boek van de omgeving betrof. In 21/20054/GA (zijnde een beroep van klager naar aanleiding van beslissingen van de directeur van de PI Vught) heeft de directeur van de PI Vught toegelicht dat het om een topografische atlas ging. De directeur van de PI Vught heeft daarnaast enkele andere voorwerpen benoemd en te kennen gegeven dat er tips waren binnengekomen, waarvan de inhoud en herkomst om begrijpelijke (veiligheids)redenen niet nader zijn toegelicht.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kunnen de beslissingen van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en de klachten alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de klachten alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 31 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter