Nummer 21/23421/GM
Betreft [Klager]
Datum 5 april 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. K. Lans, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingstandarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingstandarts). Klager beklaagt zich erover dat hij onvoldoende mondzorg krijgt, in het bijzonder dat hij geen nieuwe implantaten krijgt en dat hij niet wordt doorverwezen naar de implantoloog.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], hoofd zorg, namens de inrichtingstandarts, gehoord op de digitale zitting van 28 januari 2022. Klager is bijgestaan door een tolk Pools. Een lid van de beroepscommissie, drs. A.A.J. Jeurisse, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting meegedeeld.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft een verzoek ingediend bij de inrichtingstandarts voor het plaatsen van nieuwe implantaten. Hij heeft al geruime tijd – vanaf 2019 – last van zijn gebit. In mei 2020 had klager een infectie bij zijn implantaten, doordat de zorg voor zijn gebit van de tandarts niet goed was. Hiervoor zijn excuses aangeboden. Op dit moment heeft klager twee implantaten waar medische zorg voor noodzakelijk is. Deze implantaten zijn in 2014 en 2015 door een tandarts in Spanje geplaatst. Sinds hij in het JC Zaanstad verblijft, zijn de klachten begonnen. Klager is eerder gezien door een kaakchirurg en een andere tandarts en het advies was toen zijn gebit goed te laten controleren. Deze controle heeft binnen het JC Zaanstad niet plaatsgevonden.
Klager maakt vier keer per week zijn implantaten schoon. Hij spoelt deze door met water en tandpasta. Ook maakt klager gebruik van ontsmettingsvloeistof. Dit gebruikt hij twee keer per week. Klager is eerder bij de implantoloog geweest. Daar was echter geen tolk bij aanwezig en klager heeft ook niet begrepen wat daar tegen hem is gezegd.
Klager heeft herhaaldelijk zijn beklag gedaan en om bemiddeling gevraagd. Dat blijkt uit de contacten die eerder zijn gelegd. Klager stelt dat de deskundigen een onbehoorlijk advies hebben gegeven. Klager kan zich niet ermee verenigen dat enkel een financiële afweging is gemaakt en hem hierdoor passende medische zorg is onthouden. Klager zou geen vergoeding krijgen vanuit de overheid voor de behandeling. Maar dat is niet wat moet worden getoetst. De inrichting heeft een zorgplicht om hem te helpen. Klager ervaart erg veel pijn van zijn huidige implantaten en stelt zich op het standpunt dat de medische dienst zich meer moet inspannen om hem kosteloos van nieuwe implantaten te voorzien.
Doordat één implantaat weg is, is zijn prothese in disbalans. Het onderste gedeelte van zijn gebit kan hij naar links en rechts schuiven. Dat is voor hem zeer problematisch, bijvoorbeeld bij het eten. Klager vreest voor onherstelbare schade en mogelijke infecties tot aan zijn bot. Klager komt op zijn vroegst in 2024 vrij, dus hij kan niet op korte termijn zelf naar een tandarts buiten de inrichting gaan. Klager zit in detentie en heeft alleen inkomen uit arbeid binnen de inrichting. Klager kan ook vanwege het gebrek aan financiële middelen op dit moment zelf niets doen.
Aan klager wordt tegengeworpen dat hij zijn gebit niet goed heeft onderhouden. Dit valt echter niet uit de medische stukken af te leiden.
Standpunt van de inrichtingstandarts
Klager verblijft sinds mei 2019 in het JC Zaanstad. Daarvoor verbleef hij in een andere inrichting. De inrichtingstandarts heeft klager in mei 2020 gezien. Hij is toen ook behandeld. Klager is in 2020 door de implantoloog gezien. De medisch adviseur heeft verdere behandeling afgewezen. Klager stuurt wekelijks briefjes om gezien te worden door de inrichtingstandarts.
Op het moment dat klager een infectie begon te krijgen, is hij behandeld met antibiotica en heeft hij spoelwater gekregen. In mei 2021 is er een gesprek geweest met klager. Daarin heeft klager gezegd dat hij niet openstaat voor verdere bemiddeling. Alles wat vanuit de inrichting is aangeboden, wordt door klager afgewezen. Het enige dat hij wil zijn nieuwe implantaten. Verschillende deskundigen, zoals de tandarts, de implantoloog en de tandheelkundig/medisch adviseur hebben klager beoordeeld en zien geen reden voor het vervangen van de implantaten. De inrichtingstandarts ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. In de tussentijd blijft klager in beeld. Hij wordt wekelijks gezien door de inrichtingstandarts. Klager krijgt ook Perio Aid om zijn gebit te onderhouden.
Klager onderhoudt zijn gebit onvoldoende. In juni 2020 was al sprake van botverlies. Door slecht onderhoud is dit verder achteruitgegaan. Hij is al een implantaat verloren. De andere implantaten worden momenteel onvoldoende onderhouden. Klager heeft verschillende kuren voor een ontsteking gehad. De kans wordt vanwege de slechte staat van het gebit klein geacht dat vervanging van het implantaat gaat lukken. De inrichtingstandarts heeft als alternatief aangeboden om een kunstgebit te plaatsen. Klager is hiermee echter niet akkoord gegaan.
3. De beoordeling
Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, stelt de beroepscommissie vast dat de door de inrichtingstandarts ingediende machtiging voor het plaatsen van implantaten twee keer is afgewezen door de tandheelkundig adviseur. De afwijzing van deze machtiging valt niet onder het handelen van de inrichtingstandarts.
Uit het dossier komt naar voren dat klager zijn gebit niet goed onderhoudt en dat al sprake is van botverlies. De beroepscommissie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze inlichtingen. Gezien de staat van klagers gebit, moet worden aangenomen dat vervanging van de implantaten geen kans van slagen heeft.
In de tussentijd wordt klager één keer per week gezien door de inrichtingstandarts. Klager krijgt voldoende adviezen en mogelijkheden om zijn gebit te onderhouden, onder andere door het voorschrijven van antibiotica en Perio Aid. Ook is aan klager een prothese aangeboden. Dat klager dat laatste niet wil, doet niet af aan de redelijke invulling van de zorgplicht van de inrichtingstandarts.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingstandarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 5 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. A.A.J. Jeurissen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter