Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3078/TA, 18 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3078/TA

betreft: [klager] datum: 18 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 november 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], directeur
behandelzaken.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing(en) dat klager enkel tien minuten per dag onder toezicht mag telefoneren.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag is tijdig ingediend. De eerste week van de beperking is klager toch toegestaan om zonder toezicht te telefoneren. Klager is in eerste
instantie geen schriftelijke mededeling uitgereikt. Hij heeft om opheldering gevraagd en vervolgens is hem bij beschikking van 3 november 2006 alsnog schriftelijk meegedeeld dat hij met ingang 16 oktober 2006 enkel onder toezicht mocht telefoneren. De
beslissing is zonder rechtsgrond, want klager is in de eerste week na 16 oktober 2006 feitelijk wel toegestaan om zonder toezicht te telefoneren. Het is ook volstrekt zinloos om na een week het telefoneren te beperken. Het was de bedoeling dat klager
geen contact zonder toezicht zou hebben met bewoners van zijn oude afdeling en met buiten, maar klager kwam de bewoners van zijn oude afdeling bijvoorbeeld wel tegen op de arbeid. Drie jongens van zijn oude afdeling hebben hem daar opgezocht. Klager
begrijpt niet waarom het telefonisch contact met de buitenwereld/zijn familie onder toezicht plaats diende te vinden.
De beperkingen konden niet bij beschikking van 3 november 2006 met terugwerkende kracht worden opgelegd. Dit is in strijd met de bedoeling van de wet en de redelijkheid en de billijkheid. Verwezen wordt naar een eerdere uitspraak van de
beroepscommissie
07/1832/TA van 21 januari 2008 die betrekking heeft op de overige aan klager opgelegde beperkingen.
Na uitkomst van het onderzoek van de seksuologe en de uitkomst van het polygrafisch onderzoek op 5 respectievelijk 9 november 2006 is de bestreden beslissing gecontinueerd.
De inrichting heeft erkend dat ze een fout hebben gemaakt en er is gesproken over een tegemoetkoming. Klager heeft een tegemoetkoming van € 5,= per dag voorgesteld maar dat vond de inrichting niet redelijk.

Het hoofd behandelzaken van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag is te laat ingediend nu de mededeling aan klager is uitgereikt op 17 oktober 2006 en het beklag is ingediend
op
30 oktober 2006. De beperking met betrekking tot het telefoneren is opgelegd, omdat er op dat moment veel onzekerheden waren. Onduidelijk was of er met betrekking tot de relatie van klager met de medewerkster sprake was van delictgerelateerdheid.
Voorts
leidde het tot onrust op de afdeling en is duidelijk geworden dat klager in het bezit is geweest van een mobiele telefoon waarvan niet bekend was welke telefonische contacten hij daarmee heeft gehad. Klager is op een andere afdeling geplaatst en daar
zijn de afspraken ten aanzien van de hem opgelegde beperkingen niet correct uitgevoerd. Het hoofd behandelzaken heeft begrepen dat klager op de arbeid contact heeft gehad met bewoners van zijn vorige afdeling. Klagers telefoon moest worden uitgelezen
door een extern bedrijf. Dat heeft enige tijd geduurd. Bij beslissing van 3 november 2006 is geprobeerd om een en ander recht te zetten. Niet alleen in de eerste week van de beperkingen was er een risico aanwezig. Het kostte veel moeite om alles op een
rijtje te krijgen en er is voor gekozen om klagers telefooncontacten ook na de eerste week onder toezicht te laten plaatsvinden.

3. De beoordeling
Klager is intern overgeplaatst nadat hij bekend had gemaakt dat hij een seksuele relatie had gehad met een medewerkster van de inrichting. Afgezien van de beperkingen die klager op de nieuwe afdeling zijn opgelegd en terzake waarvan de beroepscommissie
uitspraak heeft gedaan op 21 januari 2008 (07/1832/TA) is bepaald dat klager enkel gedurende tien minuten per dag telefonisch contact mocht hebben onder toezicht.
Door de inrichting is gesteld dat klager terzake te laat beklag heeft ingediend nu de betreffende mededeling aan hem is uitgereikt op 17 oktober 2006 en hij beklag heeft ingediend op 30 oktober 2006. De beroepscommissie stelt voorop dat in de
mededeling
die aan klager is uitgereikt op 17 oktober 2006 geen melding wordt gemaakt van toezicht op het telefoneren. Voorts is uit de toelichting ter zitting door klager en het hoofd behandelzaken gebleken dat in de eerste week na 17 oktober 2006 het toezicht
niet is gerealiseerd. Niet is gebleken met ingang van welke datum wel toezicht op klagers telefoongesprekken is uitgeoefend en staat derhalve niet vast dat klager door indiening van zijn beklag op 30 oktober 2006 het beklag te laat zou hebben
ingediend.
De beroepscommissie acht klager ontvankelijk in het beklag.

Op grond van artikel 38, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde recht tenminste eenmaal per week gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Uit artikel 38, tweede lid, Bvt volgt dat het hoofd van de
inrichting kan bepalen dat op de door de verpleegde te voeren telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de verpleegde een telefoongesprek voert vast te stellen dan wel met het oog
op
een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid, Bvt. Door de inrichting is vernomen dat klager een seksuele relatie had met een sociotherapeute. Voorts is een mobiele telefoon gevonden. Door de inrichting is gesteld dat er onrust op klagers afdeling
was ontstaan, er onderzoek verricht diende te worden of er sprake was van delictgerelateerdheid en dat de mobiele telefoon door een extern bedrijf uitgelezen diende te worden. De beroepscommissie is van oordeel dat in het kader van de orde en de
veiligheid het hoofd van de inrichting heeft beslist om klagers telefonische contacten te beperken tot maximaal tien minuten per dag en om deze onder toezicht te laten plaatsvinden.

Artikel 54 Bvt geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door het hoofd van de inrichting schriftelijk aan de verpleegde moeten worden medegedeeld. Het instellen van toezicht bij telefoongesprekken en het beperken van de duur van
telefoongesprekken, mits de duur niet minder is dan het wettelijk minimum van tien minuten per week, is daarbij niet vermeld. Weliswaar volgt uit artikel 37, vierde lid, Bvt dat van toepassing wordt verklaard in artikel 38, tweede lid, Bvt dat tevoren
mededeling wordt gedaan van de aard en de reden van het toezicht, maar mondelinge mededeling tevoren volstaat. Uit de stukken en de toelichting van klager is niet gebleken dat de aard en de reden van toezicht hem niet zijn meegedeeld, temeer nu het
daadwerkelijke toezicht niet in de eerste week na 17 oktober 2006 is ingegaan en klager in ieder geval tekst en uitleg heeft gekregen in het gesprek op 24 oktober 2006 met de coördinerend hoofdbehandelaar.

Bij beschikking van 3 november 2006 is alsnog vastgelegd dat klagers telefooncontacten werden beperkt tot tien minuten per dag onder toezicht. Ten onrechte is bepaald dat deze beslissing met ingang van 16 oktober 2006, derhalve met terugwerkende
kracht,
diende in te gaan. Nu echter de hoor- en schriftelijke mededelingsplicht als vermeld in de artikelen 53 en 54 Bvt terzake van de onderhavige beslissing niet gelden en de eerdere mondeling beslissing nog van toepassing was, treft dit verder geen doel.

Na de uitkomst van het onderzoek door de seksuologe en de uitkomst van het polygrafisch onderzoek op 5 respectievelijk 9 november 2006 is de bestreden beslissing gecontinueerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat na de uitkomsten van voornoemde onderzoeken nog langer aanleiding bestond de beslissing te handhaven, temeer nu klager kennelijk in contact kon
komen met patiënten van zijn oude afdeling. De omstandigheid dat klager op korte termijn zou worden overgeplaatst naar een andere inrichting, vormt evenmin voldoende grond voor handhaving van de beslissing na 9 november 2006.
Gelet op het hiervoor overwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting onredelijk en onbillijk is, voor zover deze beslissing na 9 november 2006 tot aan klagers overplaatsing op 16 november 2006 is
gehandhaafd. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag wordt alsnog gegrond verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken,
komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt deze vast op € 50,=.

De beroepscommissie komt, gelet op het bovenstaande, tot het oordeel dat voor zover het beroep de periode betreft tot 9 november 2006 de beklagrechter met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve voor deze periode ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover dit betrekking heeft op de periode tot 9 november 2006 en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover dit betrekking heeft op de periode van 9 november 2006 tot 16 november 2006 en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven