Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23338/GM, 31 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           21/23338/GM

Betreft               [Klager]

Datum               31 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsvrouw, mr. C.E. Hok-A-Hin, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem geen CBD-olie (zonder THC) wordt voorgeschreven.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw gehoord op de digitale zitting van 28 januari 2022. De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager zit een levenslange gevangenisstraf uit. Hij verbleef eerder in de locatie Zuyder Bos van de PI Heerhugowaard. Vanwege zijn lichamelijke klachten is hij daar uitgebreid lichamelijk onderzocht. Dit onderzoek is gedaan door de inrichtingsarts en op de pijnpoli van een nabij gelegen ziekenhuis. De inrichtingsarts en een medisch specialist hebben overleg gehad over klagers alvleesklierproblematiek. Gebleken is dat klager baat heeft bij het gebruik van CBD olie. Aan klager is dit in de locatie Zuyder Bos ook voorgeschreven. Daarbij heeft de inrichtingsarts de voor- en nadelen van het gebruik van CBD olie tegen elkaar afgewogen. Zo is er aandacht geweest voor het verslavende karakter van CBD-olie en toch heeft de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos besloten aan klager CBD olie voor te schrijven.

De inrichtingsarts van de PI Vught, waar klager naartoe is overgeplaatst, wil aan klager geen CBD olie voorschrijven, omdat dit alleen bij palliatieve zorg voorgeschreven zou moeten worden. De inrichtingsarts heeft echter onvoldoende onderzoek gedaan om daartoe te besluiten. De inrichtingsarts heeft klager zelf niet onderzocht. Zonder kenbare redenen zijn de eerdere onderzoeken in de locatie Zuyder Bos niet meegenomen in de beoordeling. De inrichtingsarts had op zijn minst contact kunnen opnemen met de arts die de olie wel heeft voorgeschreven.

Voor klager is de CBD-olie belangrijk. Hij gebruikt het voor pijnverlichting en om beter te kunnen slapen. Zonder CBD-olie doet klager meer beroep op ‘zo nodig’ medicatie. Deze medicatie is zwaarder en heeft meer bijwerkingen. Deze medicatie had hij eerder – toen hij nog CBD-olie kreeg – veel minder nodig.

Standpunt van de inrichtingsarts

Er is geen medische indicatie om CBD-olie voor te schrijven. Zowel de inrichtingsarts als de psychiater heeft dit met klager besproken. Uit het medisch dossier komt naar voren dat klager het eens is met de beslissing om de CBD-olie niet meer voor te schrijven.

 

3. De beoordeling

Uit het dossier en wat ter zitting is besproken volgt dat klager eerder – dus vóór zijn verblijf in de PI Vught – CBD-olie (zonder THC) voorgeschreven heeft gekregen. Klager heeft veel baat bij het gebruik van deze olie. De inrichtingsarts van de PI Vught heeft besloten deze olie niet meer aan klager voor te schrijven. De voornaamste redenen hiervoor zijn dat er geen medische indicatie is, ook niet na overleg met de psychiater, en dat het voorschrijven van deze medicatie niet in lijn is met de standaard van het Nederlands Genootschap voor Huisartsen. Deze redenen zijn op zichzelf deugdelijk (vgl. RSJ 16 januari 2020, R-19/2720/GM).

Daar staat echter tegenover dat klager in de vorige PI uitgebreid en door verschillende artsen, waaronder de anesthesioloog, is onderzocht en dat naar aanleiding daarvan is besloten om CBD-olie voor te schrijven. Het had in de rede gelegen dat de inrichtingsarts de resultaten van dit onderzoek bij zijn oordeel had betrokken, door bijvoorbeeld contact op te nemen met de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos. Nu op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting ervan moet worden uitgegaan dat de medische dienst dit heeft nagelaten, acht de beroepscommissie de beslissing om aan klager geen CBD-olie voor te schrijven, niet zorgvuldig tot stand gekomen. Mogelijk was de beoordeling van de medische indicatie anders uitgevallen als wel kennis was genomen van de eerdere onderzoeksresultaten. Het handelen van de inrichtingsarts moet gelet hierop worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. De beslissing is niet zorgvuldig tot stand gekomen, maar (nog) niet kan worden gezegd dat aan klager ten onrechte medicatie is onthouden. De beroepscommissie gaat ervan uit dat de inrichtingsarts het verzoek om CBD olie te verstrekken, met inachtneming van deze uitspraak, opnieuw zal beoordelen en dat klager over de uitkomst daarvan zal worden geïnformeerd.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 31 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. K.M.P.A.M Habryka, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven