Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3044/GB, 14 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3044/GB

Betreft: [klager] datum: 14 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van en nader aangevuld door mr. B. Tieman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen de beslissing klager nog niet voor detentiefasering in aanmerking te laten komen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 juni 2001 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis/ISD Zutphen.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft laten zien dat hij doet wat er van een gedetineerde verwacht wordt. Hij is altijd open geweest en wil wat van zijn leven maken. Hij is inmiddels al zes en een half jaar gedetineerd. Hij
begrijpt dat de nabestaanden verdriet hebben, dat zal zo blijven, maar dat mag aan een detentiefasering niet in de weg staan.

Namens klager is aangevoerd dat de negatieve beslissing van de selectiefunctionaris enkel is gebaseerd op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie. De reclassering, de inrichting en de politie hebben geen bezwaar tegen detentiefasering. De
inrichting geeft zelfs aan klager, gezien zijn gedrag, functioneren, het TR-rapport en het penitentiair programma (p.p.)-advies van de reclassering, ondanks het negatieve rapport van het Openbaar Ministerie, zo spoedig mogelijk te plaatsen in een zeer
beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend een p.p.
Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie geeft geen inhoudelijke argumenten en bevat geen zaaksspecifieke kenmerken die niet eerder zijn meegenomen in de strafeis en bij de strafoplegging door de rechtbank en het hof.
De enkele verwijzing naar de ernst van de zaak is geen grond om het resocialiseringstraject te dwarsbomen. Klager heeft de door het Openbaar Ministerie geëiste straf opgelegd gekregen. Het gaat niet aan klager nog eens extra aan te pakken door hem zijn
detentiefaseringstraject zonder inhoudelijke argumenten te onthouden. Daartegenover staan de positieve adviezen van de reclassering en de inrichting die gebaseerd zijn op grondige rapporten en een inhoudelijke beschouwing van klager, waaronder zijn
functioneren, het recidiverisico en de strafzaak. Het al dan niet behandelen van klager kan bij de beoordeling omtrent de detentiefasering geen rol spelen, nu er bij klager geen sprake is van enige stoornis of anderszins. Dat door klager, voordat hem
enige vrijheden kunnen worden verleend, vanuit detentie begonnen moet worden met een behandeling, vindt geen steun in enig rapport. Het opgegeven verlofadres vormt geen probleem, nu de vrijheden en detentiefasering van klagers broer vooralsnog niet
aan
de orde zijn en zij dus niet tegelijkertijd op hetzelfde verlofadres zullen kunnen verblijven.
De nabestaanden hebben ten aanzien van klager geen expliciete bezwaren geuit, wel tegen het verlenen van vrijheden aan zijn broer. Klager is geen ontkennende verdachte, maar heeft altijd aangegeven niet op de hoogte te zijn geweest van de plannen van
zijn broer tot het plegen van een moord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar en 10 maanden wegens het medeplegen van moord. Klager ontkent zijn aandeel in het geheel en houdt zijn broertje volledig verantwoordelijk voor de daad. Binnen het TR-plan is als interventie
opgenomen dat klager wordt aangemeld voor ambulante behandeling bij de forensische psychiatrische kliniek De Tender te Deventer. Klager is bereid een behandeling te ondergaan. Klager gaat tijdens zijn faseringstraject het huisadres van zijn moeder
gebruiken. Zijn broer wil dat te zijner tijd eveneens als verlofadres gebruiken. Zowel de reclassering als klager vond dit een onwenselijke situatie. Klagers gedrag in detentie is naar behoren. Over zijn contacten met het thuisfront is weinig bekend.
Hij belt af en toe en krijgt zelden bezoek. Het Openbaar Ministerie adviseert negatief, gelet op de aard van het delict en de daardoor geschokte rechtsorde, alsmede de belangen van de nabestaanden van het slachtoffer.
Als klager een intake heeft gehad en de mogelijkheden van een behandeling duidelijk zijn, is dat een geschikt moment om het traject van klager opnieuw te bezien. In deze fase van zijn straf regimair verlof verlenen, zonder de zekerheid dat klager
daadwerkelijk voor behandelingen gaat, is niet aanvaardbaar naar maatschappij en slachtoffers.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een
vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een strafrestant hebben
van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in z.b.b.i.’s en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij
de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Er is in deze zaak geen sprake van een executie-indicator. In het kader van het opstellen van het selectieadvies heeft de inrichting het advies van het Openbaar Ministerie gevraagd. Dit advies is negatief en gaat in de onderbouwing terug op
argumenten die nauw verband houden met de waardering van de ernst van de strafzaak.
De beslissing van de selectiefunctionaris komt hierop neer dat niet wordt aangesloten bij de argumentatie van het advies van het Openbaar Ministerie maar dat, omdat onzekerheid bestaat over de vraag of klager daadwerkelijk wil meewerken aan
behandeling,
het advies van het Openbaar Ministerie wordt gevolgd. Dat betekent dat de selectiefunctionaris bereid is in te stemmen met het toekennen van vrijheden indien de thans bestaande onzekerheid over de mogelijkheid van behandeling is weggenomen. De op de
onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, die derhalve neerkomt op uitstel van het nemen van een beslissing over de detentiefasering, kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk en
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep moet derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 14 maart 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven