Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0186/GB, 14 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/186/GB

Betreft: [klager] datum: 14 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J.M. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 januari 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot zijn plaatsing in het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 13 juli 2005 gedetineerd. Hij nam vanaf 12 juli 2007 deel aan een p.p. Op 11 december 2007 is hij ter zake van de verdenking van een nieuw strafbaar feit in verzekering en vervolgens in bewaring gesteld. Bij beslissing van 24 december
2007 heeft de raadkamer van de rechtbank te Amsterdam de vordering van de officier van justitie tot de gevangenhouding van klager afgewezen en diens onmiddellijke invrijheidstelling gelast. Op 3 januari 2008 is klagers p.p. beëindigd en is klager, als
passant ter herselectie, geplaatst in het h.v.b. Arnhem-Zuid. Op 28 januari 2008 is klager, naar aanleiding van een selectiebeslissing van 18 januari 2008, geplaatst in de gevangenis Lelystad. Tegen die laatste selectiebeslissing is geen bezwaarschrift
ingediend.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Eén van de voorwaarden voor deelname aan een p.p. is dat de gedetineerde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Weliswaar is klager op 11 december 2007 aangehouden op grond van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit, maar de
daarvoor bevolen voorlopige hechtenis is bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam op 24 december 2007 met onmiddellijke ingang opgeheven wegens het ontbreken van ernstige bezwaren. De officier van justitie heeft desgevraagd op 8 januari 2008 laten
weten dat nader onderzoek geïndiceerd is maar dat het nu nog te vroeg is om klager niet langer als verdachte aan te merken. De beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met de onschuldpresumptie van artikel 6 van het EVRM. Klagers
schuld is immers nog niet bewezen. Klager heeft zich tijdens het p.p. steeds gehouden aan de met hem gemaakte afspraken. Daarnaast heeft hij een gezin dat een groot belang heeft bij zijn aanwezigheid. Klager is van mening dat in dit geval had kunnen
worden volstaan met een minder vergaande maatregel. Klager wil het beroep graag mondeling toelichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager, die sinds 12 juli 2007 deelneemt aan een p.p., is op 11 december 2007 in verzekering gesteld terzake van de verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. De aansluitend bevolen bewaring is bij beslissing van 24 december 2007 door de
rechtbank opgeheven. Klager was tijdens de voorlopige hechtenis gedetineerd in het h.v.b. Almere-Binnen. Na 24 december 2007 is er geen communicatie geweest tussen de uitvoeringsinstanties van klagers p.p. en de directeur van het h.v.b. Almere-Binnen.
Bij het h.v.b. Almere-Binnen was niet bekend dat klager voorafgaand aan de voorlopige hechtenis gedetineerd was. Klager heeft na zijn onmiddellijke invrijheidstelling contact opgenomen met zijn begeleider bij de Reclassering Nederland. Door de
feestdagen viel dat contact pas op 2 januari 2008. Klager heeft zich vervolgens, in overleg met de penitentiaire inrichting administratief (p.i.a.) Arnhem, op 3 januari 2008 gemeld bij de p.i.a. Door klagers inverzekeringstelling is het p.p. van
rechtswege beëindigd. Klager is vervolgens op 3 januari 2008 ingesloten in het h.v.b. van de locatie De Berg. Klager is vervolgens op 18 januari 2008 geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis Lelystad.

4. De beoordeling
De beslissing om klagers p.p. te beëindigen en de daaraan verbonden beslissing om klager – als passant ter herselectie – te plaatsen in het h.v.b. Arnhem-Zuid is gebaseerd op een tweetal gronden. Allereerst is opgevoerd het bestaan van de verdenking
van
het plegen van een strafbaar feit, waarvoor klager in verzekering en bewaring is gesteld. Daarnaast is aangevoerd dat door die verdenking de einddatum van klagers detentie niet vaststaat.

Artikel 9 van de Penitentiaire maatregel stelt als voorwaarde voor deelname aan een p.p. dat de gedetineerde zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Het bestaan van de verdenking dat de veroordeelde zich aan een strafbaar feit heeft
schuldig gemaakt, kan derhalve voldoende reden opleveren om de deelname aan een p.p. te beëindigen. De afwijzing van de vordering tot gevangenhouding betekent niet dat de verdenking dat de veroordeelde zich aan een strafbaar feit heeft schuldig
gemaakt,
niet meer bestaat. Reeds om die reden kan niet worden gezegd dat de beslissing van de selectiefunctionaris onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 maart 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven