Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21319/GA, 31 maart 2022, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           21/21319/GA

Betreft               [Klager]

Datum               31 maart 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet mogen luchten en douchen gedurende een lockdown in verband met het coronavirus.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 3 mei 2021 het beklag ongegrond verklaard (A-2021-141).

Klagers raadsman, mr. T. Geerdink, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers opvolgend raadsman mr. drs. J.C. Stam en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Arnhem, gehoord op de (digitale) zitting van 3 februari 2022.  Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De raadsman heeft in dat kader namens klager schriftelijk te kennen gegeven dat klager afstand doet van zijn recht om aanwezig te zijn tijdens de zitting.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is op 17 februari 2021 omstreeks 14:30 uur ingesloten. Hierna heeft hij van 18 februari 2021 tot aan 25 februari 2021 niet meer mogen luchten of anderszins zijn cel mogen verlaten, behoudens voor het telefoneren met zijn raadsman. Klager is derhalve zeven dagen lang zijn luchtmoment ontzegd. Uit bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat zij bijzonder hoge eisen stelt aan inperkingen op het in haar woorden fundamentele recht op luchten. Een wezenlijk verschil ten opzichte van de meeste gevallen in de jurisprudentie is daarbij dat klager niet een enkele dag, maar in totaal zeven dagen niet heeft mogen luchten. Nu het coronavirus al langere tijd onder ons is en de lockdown in de PI Arnhem een week heeft geduurd, kan niet worden gesproken van een zeer uitzonderlijk geval dat een inperking van het recht op luchten rechtvaardigt. Voorts is gebleken dat gewag is gemaakt van adviezen van de GGD. Klager begrijpt dat de directeur zich heeft laten adviseren door de GGD, maar vindt ook dat de directeur zich daar niet achter mag verschuilen. De directeur blijft verantwoordelijk voor het waarborgen van de rechten van gedetineerden. In dat kader is van belang om te benoemen dat klager zeven dagen niet heeft kunnen luchten, terwijl op de vijfde dag van de quarantaine weer getest kon worden. Het ontvangen van deze testuitslagen had sneller moeten kunnen.

De aanname van de directeur, en daarmee samenhangend de uitspraak van de beklagrechter, dat het aanbieden van een snack met frisdrank of het aanbieden van puzzelboekjes en tijdschriften het missen van de dagelijkse luchtmomenten zou kunnen compenseren, valt schrijnend te noemen. De compensatie staat niet in verhouding tot het niet mogen luchten. Er is in dit geval te weinig gewicht toegekend aan klagers recht op luchten. Dat geldt temeer nu klager niet op de afdeling zat waar de besmetting was. Het is disproportioneel dat de gehele inrichting hieronder heeft moeten lijden.

Voorts heeft klager van 17 februari 2021 tot en met 25 februari 2021 niet mogen douchen. Op grond van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen heeft klager het recht om minimaal twee keer per week te douchen. Nu klager deze dagen niet heeft mogen douchen, is zijn recht op persoonlijke verzorging onvoldoende gerealiseerd.

Verzocht wordt om aan klager – conform eerder door de beroepscommissie toegekende tegemoetkomingen in gelijksoortige zaken – een tegemoetkoming toe te kennen van €70,- (zeven maal €10,-) voor de gemiste luchtmomenten en €10,- voor het niet mogen douchen.

Standpunt van de directeur

Een lockdown betreft een heftige situatie, waarin afwegingen moeten worden gemaakt met betrekking tot de gezondheid van de populatie. Niet wordt verscholen achter het advies van de GGD, daar hierin een eigen verantwoordelijkheid door de directeur wordt genomen. Hoewel het klopt dat gaandeweg de ontwikkeling van het coronavirus andere afwegingen moeten worden gemaakt, geldt dat destijds de omstandigheden anders waren, daar er een andere variant van het coronavirus speelde. De GGD heeft in het kader van de ziekmakendheid en de risico’s van de destijds aanwezige variant van het coronavirus te kennen gegeven dat de gevaren voor het luchten te groot zijn. Evenwel is alles gedaan om de gedetineerden tegemoet te komen. Zo is onder meer een extra signaal aan de televisie toegevoegd, is er een plexiglasdeur geplaatst zodat gesprekken tussen gedetineerden en de psycholoog of de geestelijk verzorger kunnen plaatsvinden, is er voorzien in extra telefoons en is het loon voor de arbeid doorbetaald. Het heeft veel voeten in de aarde gehad om dit te kunnen bewerkstelligen. Het personeel was hierdoor dan ook erg uitgeput.

Het was voorts niet mogelijk om de gedetineerden eerder uit te sluiten, daar de uitslagen van de tweede testronde nog niet binnen waren. De tweede test was daarbij pas weer mogelijk op de vijfde dag van de quarantaine in verband met de incubatietijd. Op de zesde dag van de quarantaine zijn in de middag de uitslagen bekend geworden.

 

3. De beoordeling

Tijdspad lockdown PI Arnhem

Op 15 februari 2021 is een gedetineerde op afdeling B positief getest op het coronavirus. Op dat moment is deze afdeling in quarantaine gegaan. Uit het bron- en contactonderzoek kon niet worden uitgesloten dat gedetineerden op andere afdelingen eveneens door de betreffende gedetineerde besmet waren met het coronavirus, waardoor op 16 februari 2021 op de afdelingen B0 en D – waar klager verbleef – is overgegaan tot een ringgebonden programma. Hierbij verlieten de gedetineerden de leefafdeling niet meer, behoudens om te luchten. Vanwege een daaropvolgend hoog aantal positieve testuitslagen op het coronavirus, zijn op 17 februari en 18 februari 2021 alle gedetineerden getest op het coronavirus. Op 18 februari en 19 februari 2021 is tevens al het personeel getest. Op 19 februari 2021 is vervolgens aan iedere gedetineerde een informatieblad uitgereikt, inhoudende een algemene quarantainemaatregel. Uit de stukken blijkt evenwel dat reeds op 18 februari 2021 de lockdown in de gehele inrichting van kracht zou zijn.

In voornoemd informatieblad werd tevens vermeld dat onder meer de gedetineerden op afdeling D zich op 23 februari 2021 voor de tweede keer konden laten testen. De uitslag van de tweede test was in klagers geval (eveneens) negatief. Volgens de directeur heeft klager op 24 februari 2021 weer deels – wegens een gebrek aan personeel – kunnen deelnemen aan het dagprogramma, waaronder het luchten. Op 25 februari 2021 konden alle negatief geteste gedetineerden ook weer douchen. Op 8 maart 2021 is de lockdown beëindigd.

Klager stelt dat hij vanaf 17 februari 2021 om 14:30 uur op cel heeft verbleven en tot en met 25 februari 2021 niet heeft kunnen douchen en dat hij vanaf 18 februari 2021 tot aan 25 februari 2021 niet heeft kunnen luchten.

De beroepscommissie acht het namens klager geschetste tijdspad, gelet op het door de directeur geschetste tijdspad van de lockdown, niet onaannemelijk. Daarom gaat zij ervan uit dat klager negen dagen niet heeft kunnen douchen en zeven dagen niet heeft kunnen luchten.

Testbeleid justitiële inrichtingen

Ten tijde van het ingediende klaagschrift – te weten op 23 februari 2021 – waren de aangescherpte maatregelen van 22 januari 2021 van kracht die door de Minister voor Rechtsbescherming zijn genomen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus (Kamerstukken II 2020/21, 24 587 en 25 295, nr. 797). Hieruit volgt dat het op dat moment gehanteerde testbeleid nader is gespecificeerd, inhoudende dat bij:

-    meerdere besmettingen op één enkele afdeling, alle justitiabelen op die afdeling preventief worden getest. Bovendien gaan alle justitiabelen van deze afdeling in quarantaine.

-    meerdere besmettingen verspreid over meer dan één afdeling van een unit, alle justitiabelen van de hele unit preventief worden getest. Bovendien gaan alle justitiabelen van die unit in quarantaine.

-    meerdere besmettingen verdeeld over de gehele inrichting alle justitiabelen in de hele inrichting preventief worden getest. De directeur van de inrichting besluit in overleg met de GGD over een lockdown voor de gehele inrichting.

Inzake het preventief testen van gedetineerden vindt telkens overleg plaats met de GGD.

Luchten

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het recht op luchten, zoals bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), zo fundamenteel is dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. De inrichting dient extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid wordt gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te bieden.

De beroepscommissie concludeert dat gedurende zeven dagen niet is voldaan aan klagers wettelijk recht om in de gelegenheid te worden gesteld om dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft onderhavig geval evenwel een dusdanig uitzonderlijke situatie dat een schending van dit recht kon worden gerechtvaardigd. De beroepscommissie acht het niet onbegrijpelijk dat in de dagen na de constatering van de eerste besmetting door een hoog aantal positieve uitslagen op het coronavirus, zowel onder de gedetineerden als onder het personeel, en in het verlengde daarvan het groeiende besmettingsgevaar, het in de gelegenheid stellen van de gedetineerden om te luchten niet meer (goed) mogelijk was.

De beroepscommissie neemt daarbij in aanmerking dat, alvorens er is overgegaan tot een algehele lockdown, door de directeur stapsgewijs is gekeken wat op welk moment nog in het kader van het dagprogramma mogelijk was. Zo is op klagers afdeling vanaf 16 februari 2021 eerst een ringgebonden programma gehanteerd. Daarnaast heeft een extern coronateam van de GGD strikt geadviseerd de gedetineerden niet uit hun cel te laten – waaronder dus ook voor het luchten – gedurende de lockdown. Tevens is van belang dat de directeur – in samenspraak met de GGD – in het kader van de quarantaineperiode en het testbeleid klager weer direct heeft laten luchten zodra dat verantwoord was. Tot slot neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de directeur – hoewel dit voor klager wellicht niet zo voelde – op meerdere fronten extra inspanningen heeft verricht om een passende compensatie te bieden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om klager gedurende zeven dagen niet te laten luchten in dit geval niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

Douchen

Op grond van artikel 44, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur er zorg voor dat een gedetineerde in staat gesteld wordt zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen. Aan dit recht is geen minimumaantal uren verbonden. Ingevolge de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 89) duidt ‘naar behoren’ erop dat dit binnen redelijke grenzen dient te geschieden (vgl. RSJ 20 april 2021, R 19/5527/GA). In artikel 4.4 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen wordt voorts voor douchen een minimum frequentie van twee keer per week gesteld. Uit artikel 5.6 van de huisregels van de PI Arnhem volgt dat een gedetineerde verplicht is minimaal tweemaal per week te douchen.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat een extern coronateam van de GGD strikt heeft geadviseerd gedetineerden niet uit hun cel te laten en hen dus ook niet te laten douchen. Aangezien het douchen tijdelijk niet mogelijk werd geacht, werden aan de gedetineerden alternatieve verzorgingsmogelijkheden geboden. Gedetineerden konden zich wassen op hun eigen cel, waarbij ze een teil uitgereikt hebben gekregen en gebruik konden maken van hun eigen wastafel. Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk geworden dat klagers recht op persoonlijke verzorging gedurende de lockdown onvoldoende kon worden gerealiseerd, nu klager niet twee keer in de week heeft kunnen douchen. De schending van dat recht kan gelet op de omstandigheden echter worden gerechtvaardigd. Daarbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de directeur alternatieve verzorgingsmogelijkheden heeft geboden. 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om klager gedurende negen dagen niet te laten douchen in dit geval niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 31 maart 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven