Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2692/TA, 11 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2692/TA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A. Fijma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 oktober 2007 van de beklagcommissie bij FPK De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en zijn raadsman en het hoofd van de inrichting zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, te worden gehoord. Partijen hebben schriftelijk
bericht
niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de maatregel van separatie van 6 augustus 2007;
b. de plaatsing op een afdeling voor intensieve zorg.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft immer de aanwijzingen van de staf opgevolgd. De maandsamenvattingen leiden niet tot een andere conclusie. Klager vindt het onbegrijpelijk
waarom het hoofd van de inrichting de maandsamenvattingen van na juni 2007 niet heeft overgelegd, terwijl de beklagcommissie daar wel om gevraagd heeft. Uit deze maandsamenvattingen zal blijken dat klager niet onhandelbaar is en dat wel degelijk
afspraken met hem zijn te maken. Er bestaat derhalve geen gevaar voor de veiligheid in de inrichting.
Klager vindt het onacceptabel dat de inrichting na de zitting van de beklagcommissie nog gedingstukken heeft overgelegd. Dit is onzorgvuldig en frustreert de rechten en belangen van klager. Reeds op deze grond dient het beroep gegrond te worden
verklaard. Een deel van de ontlastende verklaringen van klager tijdens de zitting van de beklagcommissie zijn niet in het proces-verbaal van de zitting opgenomen. Klager heeft uitgebreid aangegeven dat de situatie met het bord beslist geen dreigend en
agressief karakter had. De beklagcommissie volgt ongemotiveerd het standpunt van de inrichting.
De stelling van de inrichting dat klager medicatie dient in te nemen, omdat anders zijn achterdocht zou groeien, is niet door de inrichting onderbouwd en bovendien in strijd met een door een psychiater uitgevoerde second opinion. De psychiater heeft
geadviseerd dat er in het geval van klager geen dwangmedicatie hoeft te worden toegepast. Uit de brief van 27 juli 2006 van de Minister van Justitie blijkt dat bij klager geen sprake is van extreem vlucht- en/of beheersgevaarlijkheid. Er is geen grond
voor de inrichting om klager wel als zodanig te behandelen.

Namens het hoofd van de inrichting is op het beroep gereageerd door te verwijzen naar het voor de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
a.
Nu klager en het hoofd van de inrichting niet ter zitting zijn verschenen, zal de beroepscommissie het beroep beoordelen op grond van de beschikbare stukken.

Op grond van artikel 34, eerste lid, jo. artikel 32, eerste lid en onder b Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op onder meer de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting.
Uit de schriftelijk mededeling van 6 augustus 2007 komt naar voren dat klager is gesepareerd vanwege oplopende spanningen richting staf en medepatiënten. Volgens het hoofd van de inrichting is bij klager de dagen voorafgaand aan de bestreden beslissing
een opbouw in achterdochtig en agressief gedrag zichtbaar. De beroepscommissie heeft geen reden hieraan te twijfelen. Alhoewel van enige maanden eerder, blijkt ook uit de overgelegde maandrapportages dat klager achterdochtig gedrag vertoont en zijn
medicatie niet wenst in te nemen.
Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 32, eerste lid aanhef en onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting een verpleegde op een afdeling voor intensieve zorg plaatsen, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting.
Uit de schriftelijke mededeling van 10 augustus 2007 komt naar voren dat klager op een afdeling voor intensieve zorg is geplaatst vanwege het ontwrichtende karakter van klagers handelen op een gewone afdeling. Klager laat volgens het hoofd van de
inrichting een opbouw in achterdochtig en agressief gedrag zien. Voor het hoofd van de inrichting is (kennelijk) tevens van belang dat klager weigert medicatie in te nemen. Om dezelfde redenen als hiervoor onder a weergegeven is de beroepscommissie van
oordeel dat voormeld ontwrichtende karakter van klager alsmede de vermeende opbouw in achterdochtig en agressief gedrag voldoende aannemelijk is geworden. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven