Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7269/GA, 13 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:13-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/7269/GA 

Betreft [klager]

Datum 13 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het twee keer niet leveren van zijn bestelde boodschappen.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 2 juni 2020 klager niet ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2020-266). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft weldegelijk specificaties aangebracht in zijn beklag. De boodschappen zijn ondanks zijn interne overplaatsing van 17 maart 2020 op de oude afdeling geleverd. Dit betekent dat de foutieve leveringen hebben plaatsgehad vlak voor en/of na zijn interne overplaatsing. Klager noemt twee bewaarders die zijn verhaal kunnen bevestigen. Personeel bevestigt desgevraagd dat er rondom de overplaatsing problemen zijn geweest met de levering. Dit lijkt op zijn minst de impliceren dat de boodschappen uiteindelijk terecht zijn gekomen en dat de data en inhoud van de bestellingen bekend zijn. Klager mocht erop vertrouwen dat hier onderzoek naar werd verricht. Voor klager is het niet mogelijk om de hele inrichting te doorzoeken om zijn boodschappen te vinden.

De directeur is verantwoordelijk voor de wijze waarop de inrichtingswinkel wordt gevoerd (vergelijk RSJ 3 maart 2014, 13/3905/GA). Het niet of foutief leveren van een betaalde bestelling komt voor rekening van de directeur (vergelijk RSJ 20 augustus 2001, 01/0682/GA).

Klager overlegt de rekening-courantgegevens van de week van 17 maart 2020. Deze had de directeur in zijn verweerschrift niet bijgevoegd. Het gaat om de bestellingen van 16 maart 2020 (-€47,46) en 23 maart 2020 (-€60,84). Dit komt overeen met wat klager in zijn klaagschrift heeft genoemd. Klager is ontvankelijk in zijn beklag.

Het staat niet ter discussie dat er fouten zijn gemaakt. De directeur wijst op een correctieboeking van 30 maart 2020 (+€36,87). Die correctieboeking ziet op een bestelling van 27 maart 2020. De bestellingen van 16 en 23 maart 2020 zijn dus niet hersteld.

De beklagrechter heeft fouten gemaakt. De drie bedragen van 30 maart 2020 en 31 maart 2020 zijn bij elkaar opgesteld. Echter zijn twee van die drie bedragen geen bijschrijvingen, maar afschrijvingen. Er zijn dus twee boodschappenbestellingen niet geleverd en niet gecorrigeerd. Klager verzoekt om de €108,30 te vergoeden.

Verzocht wordt het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepsrechter wijst het verzoek daarom af.

Ontvankelijkheid van het beklag

Op grond van artikel 61, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) vermeldt het klaagschrift zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat het beklag niet voldoende duidelijk zou zijn gespecificeerd. De beroepscommissie overweegt dat klager zijn klaagschrift heeft gedateerd en heeft aangegeven dat de boodschappen gestolen zijn op de afdeling waar hij zat, voordat hij is overgeplaatst. De directeur heeft in beklag ook inhoudelijk kunnen reageren op klagers klaagschrift. Gelet hierop zal de beroepscommissie klager alsnog ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie doet het beklag om proceseconomische redenen zelf af.

Inhoudelijke beoordeling

Het staat vast dat er in het begin van klagers plaatsing op zijn nieuwe afdeling boodschappen zijn geleverd op zijn oude afdeling. Dat is immers bevestigd door het personeel, blijkt uit het verweer van de directeur in beklag. Uit de rekening-courantoverzichten blijkt dat bij klager op 16 maart 2020 (€47,46) en op 23 maart 2020 (€60,84) geld is afgeschreven voor de winkel. Klager stelt dat deze bestelde boodschappen niet bij hem zijn geleverd. De directeur heeft dit in beklag en beroep niet specifiek weersproken. Gelet daarop en op de fouten die kennelijk rondom de overplaatsing zijn gemaakt, acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk geworden dat deze twee bestellingen niet zijn geleverd.

Er is op 30 maart 2020 een bedrag van €36,87 teruggeboekt op klagers rekening-courant. Uit het rekening-courantoverzicht blijkt dat die correctie ziet op een bestelling van 27 maart 2020. Uit de stukken blijkt niet dat de bestellingen van 16 maart 2020 en 23 maart 2020 zijn gecorrigeerd. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat deze niet-geleverde bestellingen zijn gecorrigeerd.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren en de directeur opdragen om het bedrag van €108,30 aan klager te restitueren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij draagt de directeur op het bedrag van €108,30 aan klager te restitueren.

Deze uitspraak is op 13 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven