Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24352/GB, 17 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24352/GB           

 

Betreft [Klager]

Datum 17 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 september 2021 beslist klagers deelname aan een penitentiair programma (PP) te beëindigen en hem terug te plaatsen in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 15 november 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Anders dan verweerder in de bestreden beslissing heeft aangevoerd, heeft klager wel degelijk een klacht ingediend bij de Commissie van Toezicht met betrekking tot de wijze van de uitvoering van de urinecontrole. Dit beklag is door de beklagcommissie gegrond verklaard. Betwist wordt dat de urinecontrole conform de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen(hierna: de Regeling) is uitgevoerd. Daarnaast zijn er bijzondere omstandigheden aanwezig die kunnen leiden tot de gewraakte uitslag van de urinecontrole.

Hoewel de wijze van uitvoering voor rekening en risico van de directeur dient te komen, dient verweerder in het kader van een zorgvuldige besluitvorming wel na te gaan of de informatie die aan het selectieadvies ten grondslag wordt gelegd juist is. Klager heeft vanaf het begin gesteld dat de urinecontrole niet juist is geweest. Het had dan ook op verweerders weg gelegen om de juistheid van de urinecontrole na te gaan. De uitslag van de urinecontrole had niet mogen leiden tot het advies van de directeur om klagers deelname aan een PP te beëindigen en dus ook niet tot de beslissing van verweerder om klagers deelname aan een PP daadwerkelijk te beëindigen. In dat kader wordt verwezen naar artikel 3 van de Regeling.

Klager betwist voorts dat hij zodanig veel alcohol heeft gedronken dat in zijn urine een waarde van meer dan 2000 ug/l kon worden aangetroffen. Indien dat wel het geval was, dan had de reclasseringsmedewerker hier iets van moeten merken tijdens de urinecontrole. Uit het reclasseringsrapport blijkt geenszins dat er specifieke kenmerken of waarnemingen aanwezig waren die duidden op het gebruik van alcohol. De reclassering heeft bovendien zelfstandig besloten om af te zien van het indienen van een herhalingsonderzoek bij het laboratorium, zonder dat klager is gewezen op zijn recht op een herhalingsonderzoek. In dat kader wordt verwezen naar artikel 5 en artikel 6 van de Regeling.

Klager heeft de verantwoordelijkheid die van hem verwacht kon worden bij een deelname aan een PP wel c.q. voldoende genomen. In beroep is een schrijven van klagers ambulant woonbegeleider overgelegd, waaruit volgt dat de begeleiding van klager tijdens het PP goed verliep en wat de gevolgen van klagers verblijf in een gevangenis zijn. Ook de reclassering was positief over klagers deelname aan een PP, hetgeen de reden was voor het advies van de reclassering om het toezicht voort te zetten. Hiervan is in beroep een brief van de reclassering overgelegd. Bovendien is de reclasseringsmedewerker bereid om klager te blijven begeleiden op het moment dat zijn PP wordt voortgezet. Ook de Stichting Ontmoeting staat achter klagers deelname aan een PP.

Om welke reden verweerder aan de positieve adviezen en de belangen van klager geen doorslaggevende betekenis heeft toegekend, volgt niet uit de bestreden beslissing. De beëindiging van klagers deelname aan een PP wegens het drinken van één glas alcohol is disproportioneel.

Verzocht wordt om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van verweerder

In artikel 7, vierde lid, (oud) van de Pm staat expliciet opgenomen dat verweerder slechts een positieve selectiebeslissing kan afgeven inzake een deelname aan een PP, indien de gedetineerde zich bereid heeft verklaard tot deelname aan een PP en de in verband daarmee gestelde algemene en bijzondere voorwaarden. Op 19 oktober 2020 heeft klager een dergelijke overeenkomst ondertekend en zich daarmee geconformeerd aan de voorwaarden voor een deelname aan een PP. In zowel de algemene voorwaarden van de deelnameverklaring als in de selectiebeslissing van 4 juni 2021 staat vermeld dat het nuttigen van alcohol verboden is.

Klager heeft zowel bij de reclassering als in het hoorgesprek met de directeur op 17 september 2021 verklaard alcohol te hebben genuttigd. Dit wordt tevens bevestigd in het namens klager ingediende bezwaarschrift. Aan de orde is dan ook niet de vraag of sprake was van alcoholgebruik gedurende klagers deelname aan een PP. Nu vastgesteld kan worden dat klager alcohol heeft genuttigd en hij daarmee de voorwaarden voor zijn deelname aan een PP heeft overtreden, is de beëindiging ervan gerechtvaardigd. Het volgen van de juiste procedure ten aanzien van de urinecontrole en de hoeveelheid genuttigde alcohol zijn dan ook van ondergeschikt belang.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 september 2019 gedetineerd. Hij ondergaat, na omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties, een gevangenisstraf van zes en een half jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 15 juni 2022.

Op grond van artikel 4 (oud) van de Pbw en artikel 7 (oud) van de Pm komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres;

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

Klager is teruggeplaatst in de gevangenis, omdat hij bij een urinecontrole positief heeft gescoord op alcohol.

Niet ter discussie staat dat voor klagers deelname aan een PP als voorwaarde een verbod op drugs en/of alcohol gold en dat klager voor de gestelde voorwaarden aan het PP heeft getekend. Evenmin staat ter discussie dat klager (in ieder geval) één glas wijn heeft genuttigd tijdens zijn deelname aan een PP. De beroepscommissie overweegt dat de voorwaarden rondom klagers deelname aan een PP duidelijk waren, in die zin dat bij het verbod op gebruik van drugs en/of alcohol staat vermeld dat overtreding hiervan leidt tot terugplaatsing in het gesloten regime. Naar het oordeel van de beroepscommissie had klager dan ook de gevolgen van zijn handelen kunnen voorzien. Voor onderhavige beoordeling zijn (de procedure van) de positieve urinecontrole en de omstandigheid dat klagers beklag inzake zijn degradatie naar aanleiding van de positieve urinecontrole gegrond is verklaard dan ook niet van belang. Feit blijft dat klager alcohol heeft genuttigd. De beroepscommissie merkt daarbij op dat zij in een andere procedure (21/24477/GA) zich zal buigen over het beroep van de directeur van de locatie de Schie te Rotterdam tegen de gegrondverklaring van klagers beklag.

De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid en billijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. Dat de reclassering heeft geadviseerd klager een officiële waarschuwing te geven, doet daar niet aan af. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven