Nummer R-20/7525/GA
Betreft [klager]
Datum 27 mei 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.
De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 13 juli 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €30,- (AR 2020/296). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. M. Broere in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De terugplaatsing naar het basisprogramma is redelijk en billijk. Het staat vast dat klager in één week twee ongewenste gedragingen heeft laten zien: de aanwezigheid van verboden middelen op 17 april 2020 en het bezit van een mobiele telefoon op 10 april 2020. De gedragingen van klager zijn zorgvuldig meegewogen. De uitslag van de urinecontrole bleek positief met een waarde van 95 op de aanwezigheid van cannabis. Het - zoals achteraf in beklag bleek, onterecht aangevraagde - herhalingsonderzoek bevestigde de aanwezigheid van cannabis met een waarde van 100. Het beklag met kenmerk AR 2020/273 is gegrond verklaard, omdat zonder toestemming van klager een herhalingsonderzoek is aangevraagd. De procedure van afname heeft niet ter discussie gestaan.
Standpunt van klager
De hechtenis van klager is geschorst en daarom moet de directeur niet-ontvankelijk in het beroep worden verklaard. Er is slechts één handeling die de degradatiebeslissing moet dragen. Het beklag met kenmerk AR 2020/273 is immers gegrond verklaard en daar is geen beroep tegen ingesteld. De procedure van het herhalingsonderzoek is onjuist verlopen en dit kan niet worden hersteld. Daarom staan de gestelde waarden onvoldoende vast.
3. De beoordeling
Op grond van het destijds geldende artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) (oud) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling (oud) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. De directeur dient voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re integratie, dient te leiden tot degradatie. Die belangenafweging dient, vanwege de ingrijpende gevolgen van die beslissing voor de gedetineerde, maar ook vanwege de toetsbaarheid van die beslissing achteraf door de beklag- en beroepscommissie, inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden vastgelegd.
Klager is op 30 april 2020 gedegradeerd naar het basisprogramma. Aan de degradatiebeslissing heeft de directeur twee disciplinaire straffen ten grondslag gelegd: voor het bezit van een mobiele telefoon (10 april 2020) en voor een positieve urinecontrole (17 april 2020). Klager is tegen de disciplinaire straf voor de positieve urinecontrole in beklag gegaan onder kenmerk AR 2020/273. Dit beklag is op formele grond gegrond verklaard en daarbij is aan klager een tegemoetkoming van €9,38 toegekend. De beklagcommissie heeft in die uitspraak vastgesteld dat klager niet heeft getekend voor het aanvragen van de herhalingsprocedure. Daarmee is de procedure niet op de juiste wijze doorlopen.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze procedurele fout ten aanzien van het herhalingsonderzoek de betrouwbaarheid van de urinecontrole en de uitslag daarvan niet aantast. Het is niet gebleken dat er fouten zijn gemaakt in de procedure omtrent de afname, aanvraag en uitslag van de urinecontrole. Uit het beroepschrift blijkt dat de uitslag van klagers urinecontrole positief was. Ook de uitslag van het (onterecht aangevraagde) herhalingsonderzoek was overigens positief.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur de positieve urinecontrole als ‘rood’ gedrag kon betrekken bij de degradatiebeslissing. Daarom is er - anders dan de beklagcommissie heeft geoordeeld - wel sprake van twee ongewenste ‘rode’ gedragingen. De directeur heeft ook het structurele ‘groene’ gedrag betrokken bij de belangenafweging.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de degradatiebeslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vesrnietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 27 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.
secretaris voorzitter