Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7948/GA, 23 juni 2022, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer R-20/7948/GA

Betreft [klager]

Datum 23 juni 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen – in aansluiting op een eerder aan hem opgelegde disciplinaire straf – een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het roken en daarmee af laten gaan van het brandalarm in de strafcel, ingegaan op 13 juni 2020.

De beklagrechter bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 17 augustus 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €5,- (IJ-2020-578). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld zijn standpunt schriftelijk (nader) toe te lichten. Van klager is bij de RSJ geen adres bekend.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Hetgeen de directeur in de beklagprocedure heeft aangevoerd, dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop heeft de directeur het volgende naar voren gebracht.

De directeur heeft aan de beslissing ten grondslag gelegd dat klager een brandalarm heeft veroorzaakt in de strafcel, dat klager een aansteker had en dat klager in de strafcel aan het roken was. Aldus was niet enkel sprake van één strafwaardige gedraging – namelijk het veroorzaken van een brandalarm – maar van meerdere strafwaardige gedragingen. Daarbij is van belang dat de strafcellen niet permanent zijn bemand met personeel, waardoor de gedragingen van klager met het oog op de brandveiligheid nog ernstiger zijn.

Nu er sprake was van meerdere strafwaardige gedragingen heeft de directeur aan klager een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel opgelegd.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en het beklag alsnog ongegrond te verklaren.

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

De beroepscommissie leidt uit de stukken af dat klager op 11 juni 2020 in de strafcel waar hij verbleef heeft gerookt, als gevolg waarvan het brandalarm is afgegaan. In deze strafcel is later een envelop met as en een aansteker aangetroffen.

Gelet hierop is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de directeur in redelijkheid en billijkheid een disciplinaire straf aan klager kon opleggen.

Voor wat betreft de hoogte van deze disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie als volgt. In de destijds geldende landelijke sanctiekaart 2019 staat dat het opzettelijk activeren van een brandalarm wordt bestraft met drie dagen eigen cel. Daarnaast wordt het negeren van het rookverbod bestraft met twee dagen eigen cel. De beroepscommissie stelt vast dat de directeur in de bestreden beslissing is afgeweken van de sanctiekaart, door de straf ten uitvoer te leggen in een strafcel in plaats van in de eigen verblijfsruimte.

In eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie overwogen dat de directeur in het nadeel van een gedetineerde mag afwijken van de uitgangspunten in de landelijke sanctiekaart, mits deze beslissing (schriftelijk) is gemotiveerd (vgl. RSJ 19 november 2020, R-19/5032/GA en RSJ 19 april 2019, R-19/2793/GA).

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in dit geval voldoende heeft gemotiveerd waarom hij qua modaliteit (strafcel in plaats van eigen verblijfsruimte) is afgeweken van de sanctiekaart. De directeur heeft er namelijk op gewezen dat klager ongemerkt een aansteker heeft meegenomen in de strafcel, heeft gerookt in de strafcel én een brandalarm in de strafcel heeft veroorzaakt, zodat ook naar het oordeel van de beroepscommissie sprake is geweest van meerdere strafbare gedragingen die in redelijkheid de opgelegde straf rechtvaardigen.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 23 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R. Raat en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven