Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24707/TP, 14 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:14-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/24707/TP            

Betreft [klager]

Datum 14 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft bij brief van 15 september 2021 een verzoek gedaan tot een passantenvergoeding.  

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 25 november 2021 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R.I. Takens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager 

Klager is bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 7 oktober 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 april 2021 de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend ten aanzien van schadevergoedingsmaatregelen en de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Voor het overige werd het cassatieberoep verworpen. Bij besluit van 14 september 2021 is klager geplaatst in FPC de Kijvelanden. Klager heeft bij brief van 15 september 2021 verzocht om een passantenvergoeding. Klager is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek en meent dat de ingangsdatum van zijn terbeschikkingstelling met dwangverpleging 13 april 2021 is. Op deze datum is immers met de uitspraak van de Hoge Raad het arrest onherroepelijk geworden. Volgens vaste jurisprudentie wordt een passantentermijn langer dan vier maanden in strijd met het recht geacht en dient er vanaf de vijfde maand een tegemoetkoming te worden verstrekt. Gelet hierop heeft klager vanaf 13 augustus 2021 recht op de passantenvergoeding. Klager zijn geen feiten of omstandigheden bekend die de passantentermijn op 10 juli 2021 in zou hebben doen laten gaan.

Standpunt van verweerder

De beslissing van 25 november 2021 is op goede gronden genomen. Volgens vaste jurisprudentie en thans artikel 6.3 van de Wet forensische zorg wordt een wachttijd van vier maanden voor plaatsing van een ter beschikking gestelde in een instelling toelaatbaar geacht. De passantentermijn start met de ingangsdatum van de terbeschikkingstelling. Met het onherroepelijk worden van het arrest van de Hoge Raad op 13 april 2021 zou voor klager op die datum, in geval er geen andere gevangenisstraffen open zouden staan, de passantentermijn zijn aangevangen. Maar er was nog een openstaande gevangenisstraf van 88 dagen. De detentie einddatum is hierdoor aangepast naar 10 juli 2021. Pas toen is de terbeschikkingstelling ingegaan. De passantentermijn wordt vanaf deze datum berekend, waarbij de eerste vier maanden geen recht bestaat op een vergoeding. Nu klager op 14 september 2021 en dus binnen een termijn van vier maanden na het ingaan van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging in FPC de Kijvelanden is opgenomen, heeft hij geen recht op een passantenvergoeding.

 

3. De beoordeling

In artikel 6.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg is bepaald dat de plaatsing van een tbs gestelde in een instelling geschiedt binnen een termijn van vier maanden na aanvang van de termijn van de tbs. Deze termijn kan telkens met vier maanden worden verlengd. Met een beslissing tot verlenging wordt gelijkgesteld een weigering om binnen een termijn van vier maanden te beslissen.

Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat klagers passantentermijn op 10 juli 2021 is aangevangen en dat klager op 14 september 2021 en dus binnen vier maanden na aanvang van de tbs in een tbs-instelling is geplaatst. Nu klager daarom geen recht heeft op een passentenvergoeding, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 14 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven