Nummer R-20/7836/GA
Betreft [klager]
Datum 8 juni 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing hem te degraderen naar het basisprogramma.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 14 augustus 2020 het beklag ongegrond verklaard (Z1-2020-5724). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De degradatiebeslissing is gebaseerd op twee rapporten. In het eerste rapport d.d. 23 juni 2020 staat dat klager dreigend was op de arbeid en vervolgens heeft geschreeuwd op de leefafdeling. Hiervoor heeft hij een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in eigen cel gekregen. In het tweede rapport d.d. 14 juli 2020 staat dat klager meermaals een inrichtingsmedewerker heeft uitgescholden, vervolgens geen gesprek met hem heeft willen aangaan en ervoor heeft gekozen weg te lopen. Hiervoor heeft klager een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in eigen cel gekregen.
Bij het degradatiebesluit is het overige gedrag van klager onvoldoende meegewogen. Buiten de genoemde twee incidenten hebben zich eerder geen incidenten voorgedaan. Klager ervaart de coronapandemie bovendien als een lastige periode, waardoor spanningen oplopen. Klager had niet mogen schelden, maar terugplaatsing naar het basisprogramma is disproportioneel. Verzocht wordt om een gegrondverklaring van het beroep en een tegemoetkoming.
Standpunt van de directeur
Klager is op basis van zijn negatieve gedrag teruggeplaatst in het basisprogramma. Op 23 juni 2020 is hem een disciplinaire straf opgelegd conform de Landelijke Sanctiekaart 2019, omdat hij een agressieve houding aannam jegens het personeel. Op 13 juli 2020 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd wegens verbaal agressief gedrag jegens een arbeidsmedewerker.
Bij het nemen van de degradatiebeslissing heeft een belangenafweging plaatsgevonden waarbij het ongewenste gedrag van klager is beoordeeld in verhouding met zijn ‘dit kan beter-gedrag’ en zijn positieve gedrag. Klager heeft laten zien onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn re-integratie en het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven. Hij voldoet hiermee niet aan de normen om in aanmerking te komen voor verblijf in het plusprogramma. Klager heeft weliswaar een brief geschreven waarin hij zijn excuses heeft aangeboden, maar hij heeft in een korte periode tweemaal zeer agressief en onaanvaardbaar gedrag vertoond. Zijn gedrag is beoordeeld als rood en ongewenst. De coronamaatregelen vormen geen reden om verbaal agressief gedrag te vertonen. De degradatiebeslissing is hiermee niet in strijd met wetgeving dan wel onredelijk of onbillijk.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken overwogen dat een degradatiebeslissing moet voldoen aan een inzichtelijke en deugdelijke belangenafweging en dat in dat kader het enkel verwijzen naar (onderliggende) stukken in beginsel onvoldoende is (vgl. RSJ R-68, 25 juni 2018). Dat het vertonen van verbale agressie jegens inrichtingsmedewerkers ‘rood’ gedrag oplevert wordt niet betwist, daarvoor is klager ook disciplinair gestraft.
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat de directeur in de bestreden degradatiebeslissing van 21 juli 2020 bij het ‘oranje’ (dit kan beter-)gedrag niets heeft ingevuld en bij het ‘groene’ gedrag enkel heeft verwezen naar de deelname aan het plusprogramma en naar het - niet bij de stukken gevoegde - Detentie en Re-integratieplan (D&R-plan). De degradatiebeslissing bevat daarmee geen deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging waarbij het ‘rode’ (en ‘oranje’) gedrag van klager is afgezet tegen het structurele en ‘groene’ gedrag van klager. Het enkel verwijzen naar het D&R-plan voor klagers ‘groene’ gedrag is daartoe niet voldoende en de degradatiebeslissing is daarom naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.
Deze uitspraak is op 8 juni 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R. Raat en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. B.M.L. Commelter, secretaris.
secretaris voorzitter