Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3166/GA, 25 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3166/GA

betreft: [klager] datum: 25 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.M. Breukink, en [...], unit-directeur bij voormelde gevangenis.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens – kortweg – het in de verblijfsruimte voorhanden hebben van contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager erkent dat bij de celinspectie in zijn verblijfsruimte de voorwerpen zijn aangetroffen die door de directeur worden genoemd. In klagers ogen betrof dit geen contrabande. Enerzijds omdat meer mensen deze materialen ook op cel hebben en anderzijds
omdat klager die voorwerpen al langere tijd had. Bij eerdere celinspecties is nooit gezegd dat die voorwerpen niet toegestaan waren. Klager heeft bezwaar tegen de opgelegde disciplinaire straf, omdat hem van dat aantreffen van die voorwerpen geen
verslag is aangezegd terwijl dat zondermeer wel zou hebben gekund. Het betreffende verslag en de beschikking, zoals die zich in het dossier bevinden, zijn onvolledig. Kennelijk betreft het hier uitdraaien uit het computersysteem. De originelen worden
gemist en dan kan niet gecontroleerd worden of aan alle formele vereisten is voldaan. Overigens is het voor klager de vraag of het hier verboden voorwerpen betreft. De huisregels van de locatie Lelystad zijn op dat punt onvoldoende duidelijk. Klager is
van mening dat de bestreden beslissing, bij gebreke van een goede motivering, niet in stand kan blijven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Normaal wordt aan een gedetineerde verslag aangezegd en vervolgens wordt dat verslag afgehandeld door de directeur. In dit geval was er sprake van een massale celinspectie. Dan wordt het verslag buiten aanwezigheid van de gedetineerde opgemaakt.
Vervolgens gaat de directeur met dat verslag naar de betreffende gedetineerde en handelt dat verslag af. In klagers geval gaat het met name om het aantreffen van het touw en de tape. Dat zijn voorwerpen die in het belang van de orde en veiligheid niet
toegestaan zijn.

3. De beoordeling
Aan klager is op 21 september 2007 een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel opgelegd. In de mededeling van de bestreden beslissing is aangegeven dat de disciplinaire straf is opgelegd naar
aanleiding van een schriftelijk verslag d.d. 21 september 2007. In dat verslag staat als datum en tijdstip van het voorval vermeld 21 september 2007 te 00.00 uur, terwijl daarnaast is vermeld dat de verslaglegging niet aan klager is medegedeeld.
Op grond van het bepaalde in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, mag – zonder mededeling aan de gedetineerde dat een schriftelijk verslag is opgemaakt dan wel opgemaakt zal worden – geen beslissing worden genomen tot het opleggen van een sanctie jegens
die gedetineerde. Gelet daarop dient het beklag gegrond te worden verklaard. De directeur heeft aangevoerd dat bij een grootscheepse actie als de onderhavige nooit verslag wordt aangezegd, maar dat de directeur met het betreffende verslag naar de
gedetineerde gaat om dat verslag meteen af te handelen. Deze werkwijze kan het gebrek in de aanzegging niet compenseren. De gedetineerde krijgt op deze manier immers onvoldoende gelegenheid om zich voor te bereiden op het hem gemaakte verwijt. Hetgeen
hiervoor is overwogen maakt dat het beroep gegrond moet worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en dat het beklag alsnog gegrond zal worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. De beroepscommissie zal de
tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven