Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3327/GB, 25 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3327/GB

Betreft: [klager] datum: 25 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 november 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.R. Jonk, op 4 februari 2008 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 januari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen. Op 22 november 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Zoetermeer, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep toegelicht zoals weergegeven in het verslag van horen van 4 februari 2008. Een fotokopie van dat verslag is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd en herhaald.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de b.b.i. van de locatie Bankenbosch en functioneerde daar op acceptabele wijze. Op 2 november 2007 is bij de locatie een schrijven ontvangen van het arrondissementsparket te Amsterdam, waarin werd aangegeven dat er een verzoek tot
voorlopige aanhouding van klager in behandeling was en dat om die reden vluchtgevaar bij klager aanwezig werd geacht. Klager is van mening dat er, vooraleer tot overplaatsing over te kunnen gaan, eerst een definitieve beslissing met betrekking tot het
overleveringsverzoek van België dient te zijn genomen. De selectiefunctionaris is van mening dat, nu klager weet heeft van het (voorgenomen) overleveringsverzoek van België, er vluchtrisico’s aanwezig zijn. Teneinde het vluchtgevaar te beperken is
gekozen voor overplaatsing naar een normaal beveiligde inrichting.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 3, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (d.d. 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI, Stcrt. 176, zoals nadien gewijzigd) (hierna: de Regeling) luidt:
“Naast de in het eerste lid genoemde categorie kunnen in de beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die:
a. een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen,
b. een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, en
c. beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.”

4.3. Als vaststaand kan worden aangenomen dat er sprake is van een overleveringsverzoek van België teneinde klager aldaar strafrechtelijk te vervolgen. Een dergelijke dreigende overlevering is op zich genomen voldoende aanleiding voor de aanname van
vluchtgevaar, zulks met het doel een dreigende strafvervolging in het buitenland te ontlopen. Hetgeen door en namens klager daaromtrent is aangevoerd maakt dit niet anders. Aangevoerd is ook dat, indien klager niet gedetineerd zou zijn, er
overleveringsdetentie zou zijn bevolen en dat de tenuitvoerlegging daarvan onmiddellijk zou zijn geschorst. Op grond van deze veronderstellingen kan niet worden aangenomen dat de bestreden beslissing onjuist is. Klager is thans gedetineerd en de
mogelijkheid bestaat dat hij in België tot een vrijheidsstraf wordt veroordeeld, welke in Nederland mag worden uitgezeten. Dit maakt vooralsnog het strafrestant onbepaalbaar. Ook dit levert een contra-indicatie op voor een verder verblijf in een b.b.i.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven