Nummer: 07/3510/GB
Betreft: [klager] datum: 29 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 december 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 18 januari 2006 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Haaglanden te Zoetermeer is hij op 21 januari 2007 geplaatst in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Amerswiel te Heerhugowaard. Vanuit deze
inrichting is hij op 9 mei 2007 administratief geplaatst in de penitentiaire inrichting administratief (PIA) Haarlem in verband met zijn deelname aan een basis penitentiair programma (b.p.p.). Op 15 juni 2007 is klager aangehouden in verband met de
verdenking van het plegen van een strafbaar feit en vervolgens is hij op 18 juni 2006 geplaatst in het h.v.b./ISD Utrecht te Nieuwegein. Vanuit dat h.v.b./ISD is hij op 20 november 2007 geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat zijn verlofadres wel toegelaten zou moeten worden omdat dit ook eerder al het geval is geweest. Klager ontkent niet criminele feiten te hebben gepleegd, maar dat betreft slechts een klein vonnis van de rechtbank, waartegen
klager hoger beroep heeft ingesteld. Klager heeft in het verleden nooit geweldsmisdrijven gepleegd. Tijdens zijn verblijf in detentie zijn hem nooit verslagen aangezegd noch is hij ooit gemaatregeld. Voorts is klager van mening dat door de
selectiefunctionaris ten onrechte geen rekening is gehouden met klagers voorkeur voor de plaats van detentie. Klager zou liever in Zoetermeer of de buurt van Amsterdam verblijven. Klager wil graag, mede gelet op de korte tijd die hij nog in detentie
dient door te brengen, zo spoedig mogelijk worden overgeplaatst naar een andere gevangenis of (z.)b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 15 juni 2007 tijdens zijn b.p.p. door de politie aangehouden en ingesloten in het h.v.b./ISD in Nieuwegein. Naar aanleiding van het selectievoorstel is besloten klager te selecteren voor plaatsing in een gesloten inrichting met een regime
van algehele gemeenschap, te weten de gevangenis Nieuw Vosseveld. Klager kwam, gelet op de adviezen van politie en Openbaar Ministerie, niet in aanmerking voor plaatsing in een (z.)b.b.i. Op het door klager opgegeven verlofadres hebben volgens de
politie meerdere incidenten plaatsgevonden, zodat het onwenselijk wordt gevonden dat klager daar verloven zal doorbrengen. De advocaat-generaal bij het gerechtshof te Arnhem heeft eveneens negatief geadviseerd. Dit advies is door de
selectiefunctionaris
als zwaarwegend beoordeeld omdat klagers strafzaak nog door het gerechtshof moet worden behandeld.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Nieuw Vosseveld is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Voor zover het beroep is gericht tegen de – impliciete – beslissing om klager niet te selecteren voor plaatsing in een (z.)b.b.i. geldt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, in zoverre niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Daarbij is in aanmerking genomen dat het Openbaar Ministerie en de politie negatief adviseren ten aanzien van een dergelijke plaatsing en dat klager
eerder,
bij gelegenheid van deelname aan een b.p.p., met politie en justitie in aanraking is gekomen. Een en ander is voldoende aanleiding om klager niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een inrichting met regimesgebonden verlof. Voor zover het
beroep is gericht tegen de beslissing om klager in Vught te plaatsen in plaats van in Zoetermeer of Amsterdam geldt dat die beslissing de toets der kritiek kan doorstaan. Klager is geplaatst in de inrichting waar, gelet op de beschikbare capaciteit,
het
eerste plaats was. Nu een van de taken van de selectiefunctionaris is het bewaken van de beschikbare detentiecapaciteit, is er geen aanleiding om die beslissing onredelijk of onbillijk te achten. De omstandigheid dat dit enige problemen oplevert ten
aanzien van klagers bezoek, maakt dit oordeel niet anders. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 februari 2008.
secretaris voorzitter