Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3346/GA, 29 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:29-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3346/GA

betreft: [klager] datum: 29 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij voormeld h.v.b./ISD, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is [...], unit-directeur bij voormeld h.v.b./ISD, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan
geen
gebruik gemaakt.

Naar aanleiding van het onderzoek ter zitting heeft de beroepscommissie het daarvan opgemaakte verslag toegezonden aan klager en aan de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn, met daarbij een aantal nadere vragen. Klager en de directeur van de
gevangenis Alphen aan den Rijn hebben een schriftelijke reactie aan de beroepscommissie gezonden, welke reactie ter kennis is gebracht aan alle in het beroep betrokken partijen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beschadiging van een aan klager toebehorend voorwerp bij gelegenheid van het vervoer daarvan van het h.v.b./ISD Amsterdam naar de gevangenis Alphen aan den Rijn.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en – zo verstaat de beroepscommissie – aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 300,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur van het h.v.b./ISD Amsterdam heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt toegelicht zoals weergegeven in het verslag van de behandeling van het beroep d.d. 4 februari 2008. Een fotokopie van dat verslag is aan deze
uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt voor hier ingevoegd en herhaald.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft desgevraagd schriftelijk het volgende naar voren gebracht.

De directeur is van mening dat klager ontvankelijk is in zijn beklag nu – voor zover hij het kan overzien – de beklagtermijn is ingegaan op het moment van het maken van een verslag door de badmeester in zijn inrichting. Voordien kon klager immers niet
weten dat zijn goederen beschadigd waren.
Bij aankomst van goederen via de Dienst Vervoer en Ondersteuning wordt in Alphen aan den Rijn door de magazijnmeester getekend voor het aantal colli. De aansprakelijkheid voor de staat waarin de verpakte goederen verkeren ligt dan bij de verzendende
partij of de vervoerder maar niet bij de ontvangende partij.
De directeur is voorts van mening dat klager op zich terecht in het gelijk is gesteld. Hij heeft een factuur overhandigd waarop een schadebedrag staat van € 350,=. De directeur stelt dat er in zijn ogen hooguit een kleine compensatie kan worden
geboden
aan klager, hij kan voor het verhaal van de schade andere wegen bewandelen, bijvoorbeeld de gang naar de civiele rechter.

Klager heeft desgevraagd in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager legt een factuur over met betrekking tot de reparatie van de Cd-combinatie. Het betreft een combinatie van het merk B&O, welk apparaat een aanschafwaarde heeft van
€ 1.700,=. Klager voert nog aan dat hij desgewenst bereid is om het beschadigde frontje van het apparaat aan de beroepscommissie te tonen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt allereerst vast dat niet wordt weersproken dat er na het vervoer van een aan klager toebehorende Cd-combinatie van het h.v.b./ISD Amsterdam naar de gevangenis Alphen aan den Rijn een beschadiging is geconstateerd aan dat
apparaat en dat die schade een hoogte had van € 350,=. Voor zover de directeur van het h.v.b./ISD Amsterdam heeft aangevoerd dat de beklagrechter klager ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in zijn beklag, overweegt de beroepscommissie dat klager pas
op het moment van uitreiken van de hem toebehorende voorwerpen in Alphen aan den Rijn weet kon hebben van de beschadiging, zodat op dat moment de beklagtermijn is gaan lopen. Klager is mitsdien op goede gronden ontvangen in zijn beklag.

Met betrekking tot de vraag of de directeur van het h.v.b./ISD Amsterdam aansprakelijk is voor de geconstateerde schade bij bedoelde Cd-combinatie, overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op het vervoer van goederen van gedetineerden zijn van toepassing de circulaires van de minister van Justitie van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJI, en 20 december 1996, kenmerk 586080/96/DJI. De in deze circulaires vervatte regeling houdt, voor
zover hier van belang, met betrekking tot de aansprakelijkheid van inrichtingen van het gevangeniswezen voor het vervoer van goederen van gedetineerden het volgende in: als uitgangspunt geldt “dat de verzendende inrichting aansprakelijk is voor de
vracht. Na tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op deze inrichting. Klachten dienen dus, afhankelijk van het feit of er wel of niet getekend is voor ontvangst, bij de verzendende dan wel de ontvangende
inrichting te worden gedeponeerd”. Als blijkt “dat de schade duidelijk te wijten is aan het handelen van de vrachtdienst, dan zal de (des)betreffende inrichting dit in onderling overleg met de LVJ (thans DV&O) dienen te regelen. De (des)betreffende
inrichting betaalt in deze gevallen de overeengekomen schadevergoeding aan de klager en vordert dit vervolgens terug bij de LVJ (thans DV&O). Een klacht van een gedetineerde kan dus niet direct bij de LVJ (thans DV&O) worden gedeponeerd (...)”.

De beroepscommissie stelt vast dat in de gevangenis Alphen aan den Rijn is getekend voor ontvangst van de – door tussenkomst van DV&O verzonden – goederen van klager. Daarmee is, zoals hiervoor overwogen, de aansprakelijkheid overgegaan op de
directeur
van de gevangenis Alphen aan den Rijn. Dat zou slechts anders zijn als de directeur aanwijsbaar kan aantonen dat eventuele schade niet aan hem verweten kan worden. Dat is hier niet het geval. Gelet daarop had de beklagrechter klager niet-ontvankelijk
moeten verklaren in zijn beklag en het klaagschrift ter behandeling moeten doorsturen aan de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn. De beroepscommissie zal de beslissing van de beklagrechter daarom in zijn geheel vernietigen en het
beklag om proces-economische redenen – als ware het gericht tegen een beslissing van de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn – zelf afdoen. Nu de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft aangegeven dat klager op zich door de
beklagrechter op goede gronden in het gelijk is gesteld, is er reden om het beklag tegen die beslissing van de directeur gegrond te verklaren.

Aan klager komt, nu de gevolgen van de onderhavige beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, een financiële tegemoetkoming toe. De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor de verkrijging waarvan voor klager andere wegen open
staan. Zo kan klager trachten met de directeur een schadevergoedingsregeling te treffen dan wel kan hij zich wenden tot de burgerrechter.
De beroepscommissie acht een tegemoetkoming van € 100,= in dit geval op zijn plaats.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt om proces-economische redenen de uitspraak van beklagrechter.
Zij verstaat dat het beklag is gericht tegen een beslissing van de directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn.
Zij verklaart dat beklag gegrond en stelt vast dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven