Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0321/GV, 29 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:29-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/321/GV

betreft: [klager] datum: 29 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 februari 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft het verzoek tot strafonderbreking zonder nadere onderbouwing ingediend, omdat hem door het
personeel van Zoetermeer was medegedeeld dat dit niet nodig was. Hij heeft de medewerkers van het maatschappelijk werk en de kinderbescherming toestemming gegeven nadere informatie bij hen op te vragen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om strafonderbreking is onvoldoende onderbouwd. Er ontbreken inlichtingen van de behandelende arts en eventuele gedragsdeskundigen. Voorts geldt nog dat klager eerder heeft aangegeven dat hij niet naar een minder beveiligde inrichting wil
worden overgeplaatst, omdat hij de vrijheden niet aankan, helemaal niet als het om zijn kinderen gaat.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Hij heeft als reden opgegeven dat het verzoek niet nader door klager is onderbouwd en dat klager heeft aangegeven niet naar een minder beveiligde
inrichting te willen worden overgeplaatst, omdat hij dan bang is niet terug te zullen keren van (regimair)

verlof, indien er problemen zijn met zijn kinderen. Die problemen zijn echter de reden voor het onderhavige verzoek om strafonderbreking.
De politie regio Utrecht, District Lekstroom, heeft op 14 januari 2007 aangegeven bezwaar te hebben tegen de verlening van een strafonderbreking, zulks in verband met de vrees dat klager, die als veelpleger bekend staat, in herhaling zal vallen,
terwijl
daarnaast het opgegeven verlofadres niet aanvaardbaar wordt geacht.
De politie regio Utrecht, district Utrecht Noord heeft, nadat verzoeker een nieuw verlofadres had opgegeven, op 17 januari 2007 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van een strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens – kortweg – gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij vierenveertig dagen gevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13
februari 2009.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. De door verzoeker aangevoerde reden voor het verzoek om strafonderbreking kan – onder voorwaarden – een reden zijn voor strafonderbreking. In dat geval is evenwel
noodzakelijk dat klagers belang bij die strafonderbreking wordt onderbouwd met nadere informatie en/of een toelichting van de behandelende arts of gedragsdeskundige. Een dergelijke onderbouwing ontbreekt. Weliswaar stelt klager – eerst in beroep - dat
geïnformeerd kan worden bij hulpverleners, maar dat laat onverlet dat hij de eerstaangewezene is om die informatie te verstrekken bij het indienen van een verzoek om strafonderbreking. Daarnaast geldt nog dat klager – dit wordt door hem niet bestreden

in de inrichting heeft aangegeven af te zien van een overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting omdat hij bang is dan, indien er iets met zijn kinderen zou gebeuren, niet terug te zullen keren van hem verleend (regimair) verlof. Het verzoek
om
strafonderbreking is ingediend, omdat klager angst heeft dat zijn kinderen uit huis zullen worden geplaatst. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden voldoende contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een
afwijzing van klagers aanvraag om strafonderbreking rechtvaardigen. Derhalve moet de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de
Regeling, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 februari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven