nummer: 07/2965/GB
betreft: [klager] datum: 27 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 oktober 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 18 januari 2008 in de penitentiaire inrichting (p.i.) te Vught door een lid van de Raad gehoord.
Naar aanleiding van dat horen is verslag opgemaakt, welk verslag aan partijen is verzonden. De selectiefunctionaris is in de gelegenheid gesteld schriftelijk een nadere reactie te geven naar aanleiding van dat verslag.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf als afgestrafte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.
2. De feiten
Klager is sedert 22 april 2003 gedetineerd. Na een verblijf in verschillende inrichtingen is hij op 27 november 2006, vanuit de landelijke afzonderingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught, geplaatst in de EBI. Bij beslissing van 27 oktober 2007 is klagers
verblijf in de EBI voor de tweede maal met zes maanden verlengd.
2.1. Klager ondergaat een levenslange gevangenisstraf wegens het begaan van een misdrijf strafbaar gesteld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing zijn verblijf in de EBI te verlengen als volgt toegelicht, verkort en zakelijk weergegeven.
Er zijn slechts vage vermoedens van vermeende ontvluchtingplannen van klager vanuit het huis van bewaring De Marwei, maar er bestaat volstrekt geen harde informatie. Het betreft slechts rapportages over klagers gedrag.
Uit de rapportage blijkt dat men in sommige inrichtingen een onbehaaglijk gevoel van klager kreeg, maar dat hij ook steeds wordt getypeerd als correct in de omgang en zelden of nooit rapporten krijgt. Klager wordt beschouwd als onberekenbaar en
agressief, doch tijdens zijn langdurige detenties heeft hij zich nimmer agressief geuit.
Tijdens zijn verblijf in de EBI zou klager begonnen zijn met negatief gedrag. Zo startte hij een hongerstaking na de aanzegging van het eerste verlengingsadvies. Enkele dagen na terugkeer vanuit het penitentiair ziekenhuis ging het echter weer goed
met
klager. Het lijkt erop dat klager slechts in de EBI is geplaatst vanwege zijn levenslange gevangenisstraf.
Er moet vanuit worden gegaan dat bij klager geen sprake is van plaatsing ingevolge artikel 6, onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Ook aan het onder b gestelde van genoemd artikel wordt niet voldaan, nu
blijkt dat er slechts vage vermoedens waren omtrent een eventuele vluchtpoging en er hierover geen harde informatie is. Er moet immers ook dan sprake zijn van enig vluchtrisico.
3.2. In het selectieadvies van de directeur van de EBI Nieuw Vosseveld te Vught van 16 oktober 2007 wordt geadviseerd het verblijf van klager in de EBI te verlengen. Klager heeft in de afgelopen periode te horen gekregen dat zijn cassatieverzoek is
verworpen, waarmee de door het Gerechtshof te Leeuwarden opgelegde levenslange gevangenisstraf in tact bleef. Gezien alle activiteiten rondom het vermoeden tot ontvluchting tijdens zijn detentie in de p.i. De Marwei en klagers ernstige bedreigingen aan
het adres van een aantal officieren van justitie en rechters als hij daadwerkelijk tot levenslang zou worden veroordeeld, moet klager nog altijd als vluchtgevaarlijk worden beschouwd.
Klager is nog geen jaar geleden binnen de EBI geplaatst en het GRIP-rapport van 16 oktober 2006 dat destijds mede aanleiding was voor plaatsing, spreekt boekdelen over de wijze waarop klager gehard is in zijn doen en laten.
Een eventuele ontvluchting van klager zou leiden tot een ernstig geschokte rechtsorde, nog los van de maatschappelijke onrust die zou ontstaan.
3.3. De selectiefunctionaris die klager op 16 oktober 2007 in de EBI heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft het volgende bericht.
De strekking van het advies van de directeur is aan klager medegedeeld. De opmerking dat de bedreigingen aan het adres van het OM nu sterker zouden zijn, nu zijn cassatieberoep is verworpen, is volgens klager onzin. Ook alle andere gronden waarop
klager
in de EBI is geplaatst worden nog steeds ten stelligste door hem ontkend.
Overigens heeft klager aangegeven het verblijf in de EBI niet als bijzonder lastig of vervelend te ervaren.
Nu het cassatieberoep is verworpen is er des te meer reden voor klager om te ontvluchten. De gronden voor de plaatsing in de EBI en de eerste verlenging zijn nog onverkort van kracht.
3.4. De selectiefunctionaris heeft voorts verwezen naar de stukken die aan de beroepscommissie zijn verstrekt in het kader van klagers beroep tegen de eerste verlenging van zijn plaatsing in de EBI. Bij beschikking van 14 augustus 2007, nummer
07/1216/GB, is klagers beroep tegen de verlengingsbeslissing van 2 mei 2007, ongegrond verklaard.
Half oktober 2006 bleek dat klager had aangegeven dat als zijn cassatiezaak zou mislopen, hij maar een telefoontje hoefde te plegen en dat er dan een man of acht ‘vroegtijdig zouden stoppen met roken’. Toen aan hem gevraagd werd wat hij daarmee
bedoelde
maakte klager een snijdende beweging over zijn keel. Volgens klager bedoelde hij met die acht personen officieren van justitie en rechters. Inmiddels is klager onherroepelijk veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Gebleken is dat klager, uitgaande van zijn strafrechtelijke staat van dienst, zeker in staat moet worden geacht om de bedreigingen in daden om te zetten. Dit heeft klagers verleden onmiskenbaar aangetoond. Daarbij is klager in zijn geweldsacties
impulsief en onvoorspelbaar. De vrees bij diverse betrokkenen is (nog steeds) groot. Het Openbaar Ministerie was van mening dat de kans op herhaling van het plegen van zeer ernstige delicten als waarvoor hij thans is veroordeeld, reëel is. Klager leeft
met wraakgevoelens ten opzichte van een aantal overheidsfunctionarissen van het Openbaar Ministerie, de politie en burgers uit zijn voormalige woonomgeving. In geval van ontvluchting zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico, van
maatschappelijke onrust en van een ernstig geschokte rechtsorde.
4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.4. De beroepscommissie overweegt het volgende.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de rapportage van De Marwei van 9 november 2006 en het rapport van het GRIP van 16 oktober 2006, waaraan overigens geen nieuwe gegevens zijn toegevoegd, in redelijkheid de conclusie rechtvaardigt dat klager
nog steeds een extreem vluchtrisico en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, mede gelet op het feit dat klagers cassatieberoep is verworpen. Eerder had klager ernstige bedreigingen
geuit tegenover officieren van justitie en rechters. Klager is in zijn geweldsacties impulsief en onvoorspelbaar en hij is, gezien zijn verleden, in staat om de bedreigingen uit te voeren.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, nog steeds valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. als in de daar bedoelde categorie b. en komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers
verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 februari 2008
secretaris voorzitter