Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16603/GA, 2 mei 2022, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          20/16603/GA        

Betreft [klager]

Datum 2 mei 2022

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Grave (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, waarvan twee dagen voorwaardelijk, vanwege een handgemeen met zijn celgenoot, ingaande op 8 oktober 2020.

De beklagrechter bij de PI Grave heeft op 17 december 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (GO-2020/768). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Grave, gehoord op de (digitale) zitting van 17 december 2021. Daarvan is een zittingsverslag opgemaakt dat aan klager is toegestuurd. Klager heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren binnen een termijn van tien dagen.

Drs. J.E. Wouda maakte op 17 december 2021 deel uit van de beroepscommissie. Omdat nadien zijn ambtstermijn is geëindigd, kan hij op dit moment geen deel meer uitmaken van de beroepscommissie. Om die reden heeft mr. J.B. Oreel in zijn plaats mede het beroep beoordeeld op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken. Dit is aan partijen medegedeeld.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Er is gevochten op een cel. Fysiek geweld wordt niet getolereerd. Het gaat er niet om wie er is begonnen of wat de aanleiding was. De inrichtingsmedewerkers hebben opgeschreven wat zij zagen via het celluikje en na het openen van de celdeur. Zij weten niet wat de aanleiding was en wie er is begonnen. Dat doet er niet aan af dat de orde en veiligheid op de afdeling ernstig zijn verstoord. De directeur heeft de beklagrechter na navraag (nader) geïnformeerd.

Klager heeft toegegeven dat hij zijn celgenoot heeft geslagen. De celgenoot had forse verwondingen (een blauw oog en krassen). Klager had een gekneusde knokkel. Klager kan (mede)verantwoordelijk worden gehouden voor het incident, los van de vraag of sprake was van noodweer, temeer nu de celgenoot een andere lezing had van het gebeurde. De celgenoot is eveneens disciplinair gestraft.

Het zou kunnen dat een gedetineerde zich moet verdedigen tegen een aanval van een andere gedetineerde. De directeur betwist ook niet dat klager werd aangevallen. Maar klager heeft toegegeven dat hij heeft geslagen. Als een situatie dreigt te escaleren, dient de gedetineerde de intercomknop in te drukken. Dat heeft hij niet gedaan. De intercom is voor een gedetineerde goed bereikbaar, binnen een paar seconden. Het was overdag, dus dan zijn er drie medewerkers op de afdeling. Een medewerker is dan snel ter plaatse.

Als een gedetineerde aangeeft dat die zich bedreigd voelt, vindt er altijd een gesprek plaats tussen een gedetineerde en een inrichtingsmedewerker. Daar wordt dan zorgvuldig naar gekeken. De inrichtingsmedewerkers waren er niet van op de hoogte dat klager zich bedreigd zou voelen door de medegedetineerde. Er zijn geen camerabeelden, want het incident vond plaats op cel.

De directeur gaat ervan uit dat de medegedetineerde en klager elkaar vasthadden, toen de medewerker, die het verslag heeft opgemaakt, de cel inkeek.

Standpunt van klager

Klager heeft niet op het beroep gereageerd.

3. De beoordeling

Vaststaat dat er tussen klager en een medegedetineerde op hun gezamenlijke cel een handgemeen heeft plaatsgevonden. Klager heeft gesteld dat sprake was van noodweer. Toen hij het gordijn opendeed sprong de medegedetineerde van het bed, begon klager te duwen en probeerde hem te slaan. In reactie hierop heeft klager zichzelf verweerd door de medegedetineerde te slaan. De medegedetineerde heeft klager vervolgens in een nekklem gepakt. De directeur heeft niet betwist dat klager werd aangevallen.

De beroepscommissie is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat sprake was van een (eenzijdige) aanval door de medegedetineerde en dat klager zich dus met geweld mocht verdedigen. Niet gebleken is dat klager tijd en gelegenheid heeft gehad om de intercomknop in te drukken en de komst van het personeel af te wachten. Dit vormde dan ook geen reëel alternatief. Dat klager de medegedetineerde een klap heeft gegeven is ook niet disproportioneel te achten.

Nu van verwijtbare betrokkenheid bij het handgemeen geen sprake is, kon de directeur aan klager in redelijkheid geen disciplinaire straf opleggen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog op dat het schriftelijk verslag niet op ambtseed, maar naar waarheid wordt opgemaakt.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 2 mei 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. R. Raat en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven