Nummer R-20/8206/TA
Betreft [klager] (hierna: klager)
Datum 25 januari 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de oplegging en voortduring van een afzonderingsmaatregel, ingaande op 3 juni 2020.
De beklagcommissie bij de instelling heeft op 29 september 2020 het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 97,50 (PN 2020/82). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, klager en zijn raadsman, mr. A.M.J. Joris, gehoord op de digitale zitting van 8 december 2021.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van het hoofd van de instelling
De instelling is het niet eens met de overweging van de beklagcommissie dat de instelling niet in redelijkheid tot de beslissing tot het opleggen van een afzonderingsmaatregel had kunnen komen, omdat klager nooit een mp4-speler had en er dus geen grond voor oplegging van deze maatregel was. Op 2 juni 2020 heeft het afdelingspersoneel een foto gekregen van de afdeling Beveiliging & Communicatie van een mp4-speler die klager in bezit zou hebben, waarop het afdelingspersoneel met klager hierover in gesprek is gegaan en hem heeft gevraagd om de mp4-speler in te leveren. Klager heeft vervolgens zijn mp3-speler getoond, hetgeen vragen bij het afdelingspersoneel heeft opgeroepen. Dezelfde dag heeft er daarom een kamercontrole plaatsgevonden. Om een en ander verder uit te kunnen zoeken en de orde en de veiligheid te kunnen waarborgen is aan klager op 3 juni 2020 een afzonderingsmaatregel opgelegd. Op 5 juni 2020 is duidelijk geworden dat de mp4-speler van de foto niet aan klager toebehoorde, maar aan een andere verpleegde. De afzonderingsmaatregel van klager is wel gehandhaafd in verband met andere omstandigheden, onder andere het door klager uiten van verkapte dreigementen en het geen openheid geven over de mp3-speler die hij in zijn bezit had. Op de schriftelijke mededeling van de afzonderingsmaatregel staat vermeld dat klager is afgezonderd omdat hij geen openheid wilde geven over de aanwezigheid van de mp4-speler en dat er ook geen mp3-speler op de registratielijsten stond. De overige omstandigheden die een rol hebben gespeeld bij het handhaven van de afzonderingsmaatregel zijn op 5 juni 2020 mondeling aan klager meegedeeld. Klager was zodoende op de hoogte van de redenen die ertoe hebben geleid dat de maatregel werd gehandhaafd. De uitspraak van de beklagcommissie lijkt als gevolg te hebben dat, indien tijdens een lopende maatregel de onderliggende redenen die hebben geleid tot de oplegging ervan worden aangevuld dan wel (deels) gewijzigd, deze maatregel dan opnieuw zou moeten worden opgelegd (met inachtneming van alle bijbehorende formaliteiten). Dit brengt een extra belasting met zich mee die niet alleen administratief van aard is, maar mogelijk ook een die de behandelrelatie niet ten goede komt. Tot slot stelt de instelling zich op het standpunt dat er geen sprake is geweest van cameratoezicht tijdens de afzonderingsmaatregel.
Standpunt van klager
De uitspraak van de beklagcommissie is juist en laat zien dat klager met opzet en onder valse voorwendselen op 3 juni 2020 een afzonderingsmaatregel is opgelegd. Tijdens deze afzonderingsmaatregel was er ook sprake van cameratoezicht. Klager heeft namelijk op een gegeven moment de camera afgeplakt en kreeg toen via de intercom te horen dat hij dat niet mocht doen. Er was dus wel degelijk sprake van cameratoezicht.
Klager denkt dat de valse aantijgingen met betrekking tot de mp4-speler door de instelling zijn gedaan om klager te kunnen overplaatsen naar Domein 8. Het personeel heeft al eerder valse mededelingen gedaan. Onder andere dat klager zou willen ontsnappen met een motor via de kerk op zondag. In de schriftelijke mededeling van de opgelegde afzonderingsmaatregel staat dat klager openheid van zaken dient te geven over de mp4-speler om van de maatregel af te komen, terwijl hij geen wetenschap had van de mp4-speler. Klager wil graag op grond van artikel 67, vijfde lid, onder c, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) de volgende personen vragen stellen: de dienstdoende beveiliger die sociotherapeut K. de foto van de mp4-speler gaf op 2 juni 2020, psycholoog W., sociotherapeuten K. en E., behandel coördinator W. van Domein 8, manager H. van opname 1 en A. van opname 1. Voorts wenst klager ook een tegemoetkoming vanwege zijn gemiste arbeidsinkomsten tijdens de afzonderingsmaatregel. Tot slot verzoekt klager de beroepscommissie om de instelling te sommeren om zaken te rectificeren zodat deze geen schade kunnen veroorzaken in zijn dossier.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om een aantal, bij naam genoemde, personen als getuigen schriftelijk vragen te kunnen stellen. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu de noodzaak van het schriftelijk stellen van vragen aan de genoemde personen, mede gelet op de hierna te nemen beslissing, niet is gebleken. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Klager is op 3 juni 2020 een afzonderingsmaatregel opgelegd in verband met het onderzoek naar het door klager voorhanden hebben van een mp4-speler. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat het niet onredelijk, onbillijk of disproportioneel was klager ten behoeve van dit onderzoek af te zonderen. Het beroep is in zoverre gegrond.
Voor wat betreft het voortduren van de afzonderingsmaatregel na 5 juni 2020 overweegt de beroepscommissie dat in de schriftelijke mededeling staat dat de afzonderingsmaatregel is opgelegd omdat klager geen openheid wilde geven over de aanwezigheid van de mp4-speler, met het doel te voorkomen dat klager illegale opnames maakt met de mp4-speler. Voorts staat in de schriftelijke mededeling dat klager openheid van zaken dient te geven over de mp4-speler om van de maatregel af te komen. Toen op 5 juni 2020 duidelijk was geworden dat de mp4-speler niet aan klager, maar aan een andere verpleegde toebehoorde, bood de oorspronkelijke motivering van de maatregel geen grondslag meer voor de voortzetting van de afzonderingsmaatregel. Het voortduren van de afzonderingsmaatregel is volgens de instelling nadien gebaseerd op de onduidelijkheid rondom de aangetroffen mp3-speler op de kamer van klager en zijn gedrag. Deze nieuwe grondslag zou mondeling aan klager zijn meegedeeld. Naar het oordeel van de beroepscommissie had de instelling klager dan echter hetzij een in een schriftelijke mededeling vervatte met redenen omklede nieuwe afzonderingsmaatregel moeten opleggen of hem een schriftelijke aanvulling met daarin de aangepaste grondslag voor de eerder opgelegde afzonderingsmaatregel moeten overleggen, zodat het klager duidelijk was waarom de afzonderingsmaatregel moest voortduren en aan welke voorwaarden hij moest voldoen om de afzonderingsmaatregel te laten beëindigen. Een adequate schriftelijke motivering van de afzonderingsmaatregel is primair van belang voor de kenbaarheid voor klager maar in voorkomend geval maakt een dergelijke motivering de maatregel ook toetsbaar in beklag en beroep. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Ten aanzien van het vermeende cameratoezicht acht de beroepscommissie het standpunt van de instelling dat er geen sprake is geweest van cameratoezicht tijdens de bestreden afzonderingsmaatregel voldoende onderbouwd en aannemelijk. Voorts vindt klagers stelling dat de instelling hem bewust ten onrechte heeft beschuldigd geen steun in de stukken.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen zal de beroepscommissie het beroep voor zover dat ziet op de oplegging van de afzonderingsmaatregel gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen, en het beroep voor zover dat ziet op het voortduren van de afzonderingsmaatregel ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.
Voor wat betreft het verzoek van klager om zaken in zijn dossier te rectificeren, oordeelt de beroepscommissie dat zij niet gaat over de inhoud van het dossier van klager, immers deze gegevens hebben betrekking op klagers behandeling en verpleging. Het is aan klager om dit met zijn behandelaren te bespreken.
Nu het beroep van het hoofd van de instelling deels gegrond wordt verklaard, ziet de beroepscommissie aanleiding de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming te matigen, in die zin dat aan klager een tegemoetkoming wordt toegekend van € 82,50
(11 dagen x € 7,50).
4. De uitspraak
De beroepscommissie:
verklaart het beroep ten aanzien van de oplegging van de afzonderingsmaatregel gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie;
verklaart het beroep ten aanzien van de voortzetting van de afzonderingsmaatregel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden;
bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 82,50.
Deze uitspraak is op 25 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter