nummer: 07/2760/TB
betreft: [klager] datum: 22 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 10 oktober 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in de stichting De Meren te Amsterdam (hierna: De Meren).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft aanvankelijk op 15 juni 2007 beslist klager te plaatsen in het forensisch psychiatrisch
centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) en vervolgens op 10 oktober 2007 beslist om klager te plaatsen in De Meren. Deze plaatsing is op 11 oktober 2007 gerealiseerd.
3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in De Meren. Hij verzet zich passief tegen de overplaatsing naar de tbs-inrichting. Klager heeft niet gezegd dat hij niet wilde meewerken aan een intake. Beschuldigingen van paranoïdie en schizofrenie
zijn vals. Hij was geselecteerd voor Veldzicht en heeft geen schrijven gezien over een plaatsing in een andere inrichting.
De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt niet-ontvankelijk in het beroep geacht omdat het beroepschrift onvoldoende de redenen voor het beroep bevat.
Mocht de beroepscommissie hiertoe niet besluiten dan wordt het volgende aangevoerd. Klager stelt dat hij de bestreden beslissing niet heeft ontvangen. Op de beslissing, die is teruggefaxt, is vermeld dat de beslissing op 10 oktober 2007 om 15.21 uur
aan
klager in De Meren is uitgereikt.
Klager is aanvankelijk geselecteerd voor Veldzicht. Per brief van 13 augustus 2007 heeft het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) verzocht om klager met voorrang te plaatsen in een forensisch psychiatrisch centrum.
Klager verbleef op dat moment op de forensische schakelunit van de p.i. Vught. Op 11 september 2007 is de plaatsing van klager besproken in het landelijk opnamecoördinatorenoverleg. Tijdens dit overleg is gebleken dat de wachtlijst voor Veldzicht
dermate lang is dat klager niet spoedig geplaatst kon worden. Gezien het feit dat de wachtlijst van De Meren op dat moment aanzienlijk korter was, is -mede gelet op voornoemde brief van het NIFP- besloten om een nieuwe plaatsingsbeslissing af te geven
voor De Meren. In alle redelijkheid is tot plaatsing van klager in De Meren beslist.
4. De beoordeling
Namens de Staatssecretaris is aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk in het beroep is omdat het beroepschrift onvoldoende de redenen voor het beroep bevat. Gelet op het schrijven van het NIFP van 13 augustus 2007 waaruit volgt dat klager steeds
slechter functioneert en dat er bij hem sprake is van een ernstige paranoïde waanstoornis, is de beroepscommissie van oordeel dat klagers beroepschrift voldoende de redenen voor het beroep bevat. De beroepscommissie zal klager ontvangen in het beroep.
De beroepscommissie merkt terzijde op dat het beroepschrift tevens een beklag inhoudt gericht tegen een beslissing van de directeur van Het Veer te Amsterdam en dat dit beklag op 29 oktober 2007 is doorgestuurd aan de beklagcommissie van Het Veer met
het verzoek om het beklag in behandeling te nemen.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken voldoende aannemelijk is geworden dat klager terzake van de bestreden beslissing (tijdig) is gehoord en geïnformeerd over de verlenging daarvan. Derhalve is voldaan aan de in artikel 27, vijfde lid,
van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden neergelegde hoor- en informatieplicht.
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Staatssecretaris heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.
De Staatssecretaris heeft aanvankelijk beslist om klager te plaatsen in Veldzicht. Gelet op het schrijven van het NIFP van 13 augustus 2007, waarin verzocht wordt om klager met voorrang te plaatsen in een tbs-inrichting, en de op dat moment lange
wachtlijst van Veldzicht, heeft de Staatssecretaris in verband met de veel kortere wachtlijst van De Meren beslist om klager in laatstgenoemde tbs-inrichting te plaatsen. Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten
leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. F.A.M. Bakker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 februari 2008
secretaris voorzitter